4.6

thema 4 
Absenties en hw
Herhalen bs 5
Basisstof 6
afsluiten

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

thema 4 
Absenties en hw
Herhalen bs 5
Basisstof 6
afsluiten

Slide 1 - Tekstslide

4.6 met geld omgaan

Slide 2 - Tekstslide

leerdoel
  1. Je kunt de uitgaven van een gezin in groepen indelen.
  2. Je weet hoe je productinformatie kunt krijgen.
  3. Je kunt rechten en plichten van een consument beschrijven.
  4. Je kunt uitleggen waarom je voorzichtig moet zijn met aankopen op afbetaling of abonnementsbasis.
  5.  Je kunt beschrijven hoe je overzicht houdt over je inkomsten en uitgaven.

Slide 3 - Tekstslide

gezinsuitgaven
alle uitgaven die in een huishouden worden gedaan

huishoudelijke uitgaven
gemeenschappelijke uitgaven voor het gezin

persoonlijke uitgaven
uitgaven die je voor jezelf doet

Slide 4 - Tekstslide

Uitgaves
Wanneer je winkelt is het geld wat je uitgeeft een uitgave. 

Persoonlijke uitgaven zijn voor één persoon, als je iets voor het gezin koopt zijn het gezinsuitgaven. 

Slide 5 - Tekstslide

Consument
Wanneer je winkelt is het geld wat je uitgeeft een uitgave. 

Persoonlijke uitgaven zijn voor één persoon, als je iets voor het gezin koopt zijn het gezinsuitgaven. 

Slide 6 - Tekstslide

Uitgaven
Wanneer je iets in de winkel of online koopt ben je een consument. 

De dingen die je koopt zijn producten. 

Slide 7 - Tekstslide

Consumentenbond
> Prijzen vergelijken
> Kwaliteit en reviews
> Beste koop

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

rechten en plichten consument
koopovereenkomst= een koper en een verkoper zijn het eens over een aankoop of bestelling
bon = je bewijs 

Omruilen wanneer dat aangegeven is op de bon en binnen de ruiltermijn (binnen hoeveel dagen je mag ruilen)
> Geld terug

Slide 10 - Tekstslide

Abonnementen en afbetaling
Je kunt een abonnement hebben op een tijdschrift, een club, een maaltijdbox of voor je telefoon. 

Vaak zijn deze producten duur, maar doordat je het per maand betaald merk je dat minder. Eigenlijk leen je geld, en dat kost geld. Als je geld leent heb je schulden, vaak moet je daarover ook rente betalen. Je betaalt dan meer dan je hebt geleend. 

Slide 11 - Tekstslide

abonnement= eens in de zoveel tijd wordt een product of dienst geleverd

schulden= geleend geld dat moet worden terug betaald

rente= extra geld dat je moet terugbetalen, naast het geleende geld

kopen op afbetaling= achteraf betalen in termijnen

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Budget
Je budget is het geld wat je kunt uitgeven. 

buget overschot= minder geld uitgeven dan dat je binnenkrijgt(sparen)

budget tekort= meer geld uitgeven dan dat je binnenkrijgt (schulde)

bezuinigen= proberen minder geld uit te geven

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

4.6
KGT= 4.6 opdr 1 tm 6 +9 en 10

BB = 4.6 opdr 1 tm 16
(overslaan ; 9,12,15)

Slide 16 - Tekstslide

Op welke manier kom jij aan geld?

Slide 17 - Open vraag

Waar geef jij je geld aan uit?

Slide 18 - Open vraag

Is een persoonlijke uitgave een uitgave voor het gezin?
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quizvraag

Hoe noem je iemand die iets koopt.

Slide 20 - Open vraag