Werkwoordspelling

Werkwoordspelling
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Stappenplan
Lees de zin hardop in je hoofd.

Wat moet er staan als je het uit zou spreken?

Welke werkwoordsvorm moet je gebruiken? 
Welke regel hoort daarbij? 

Slide 2 - Tekstslide

persoonsvorm t.t.  

persoonsvorm v.t. 


voltooide tijd



bijvoeglijk naamwoord



ik loop, jij loopt/ik word, jij wordt

ik liep, hij verwijderde, zij importeerden, wij lustten
('t kofschip)

wij hebben geoefend
('t kofschip)

de verbrande broden

Slide 3 - Tekstslide

De oude man is naar de supermarkt ... (zijn).

Slide 4 - Open vraag

De oude man heeft een gat in de muur ... (boren).

Slide 5 - Open vraag

De oude man ... (veranderen) vorig jaar de inrichting van zijn woonkamer.

Slide 6 - Open vraag

De oude man ... (niezen) in zijn elleboog. (t.t.)

Slide 7 - Open vraag

De oude man ... (verschijnen) in de deuropening. (t.t.)

Slide 8 - Open vraag

Hij ... (verrassen) mij gisteren op mijn verjaardag.

Slide 9 - Open vraag

Stappenplan
Lees de zin hardop in je hoofd.

 Wat moet er staan als je het uit zou spreken?

Markeer het woord waaraan je kan zien of het enkelvoud of meervoud moet zijn.

Markeer het woord waaraan je kan zien in welke tijd de zin staat (en welke regel je dus moet gebruiken). 

Gebruik de juiste regel en schrijf het woord op. 





Slide 10 - Tekstslide