MMA4 - thema 7 - bs5 afweer

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen hoe je besmet kunt raken.
  2. Je kunt uitleggen wat de verschillende soorten ziekteverwekkers in je lichaam doen waardoor je ziek wordt.
  3. Je kunt uitleggen hoe je lichaam de ziekteverwekkers kan herkennen.
  4. Je kunt uitleggen welke 2 typen witte bloedcellen er zijn en op welke manier zij ziekteverwekkers bestrijden.
  5. Je kunt uitleggen hoe je immuun wordt.


1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen hoe je besmet kunt raken.
  2. Je kunt uitleggen wat de verschillende soorten ziekteverwekkers in je lichaam doen waardoor je ziek wordt.
  3. Je kunt uitleggen hoe je lichaam de ziekteverwekkers kan herkennen.
  4. Je kunt uitleggen welke 2 typen witte bloedcellen er zijn en op welke manier zij ziekteverwekkers bestrijden.
  5. Je kunt uitleggen hoe je immuun wordt.


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Je kunt uitleggen hoe je besmet kunt raken.

Slide 3 - Tekstslide

Je kunt uitleggen hoe je besmet kunt raken.
Infectie

Slide 4 - Tekstslide

Je kunt uitleggen hoe je besmet kunt raken.
Infectie
bloedtransfusie

Slide 5 - Tekstslide

Je kunt uitleggen hoe je besmet kunt raken.
Infectie
bloedtransfusie
orgaantransplantatie

Slide 6 - Tekstslide

De ziekteverwerkkers
Micro-organismen:

1. bacterien
2. virussen
3. schimmels
4. dieren (insecten)
De meeste zijn onschuldig, maar een paar soorten maken je ziek (veroorzaken infectieziekten)

Slide 7 - Tekstslide

Infectie
Je bent geinfecteerd als de ziekteverwekker je lichaam is binnengedrongen.

  • wondje (kapotte huid)
  • mond
  • neus
  • geslachtsorganen

Slide 8 - Tekstslide

Je kunt uitleggen wat de verschillende soorten ziekteverwekkers in je lichaam doen waardoor je ziek wordt.

Slide 9 - Tekstslide

Wat maakt je dan ziek?
bacterie:
  • vermeerderen door celdeling
  • produceren giftige stoffen

virus:
  • dringt jouw cel binnen en maakt daar nieuwe virussen
  • cel barst kapot (=dood)en nieuwe virussen gaan op zoek naar nieuwe cellen
  • het kapot barsten maakt je ziek

Slide 10 - Tekstslide

Noteer het juiste woord bij de beschrijving:

' Er zijn ziekteverwekkers in je lichaam gekomen.'

Slide 11 - Open vraag

Waar zijn de ziekteverwekkers het lichaam binnengekomen?
'Cato heeft kip gegeten die niet gaar was, en nu heeft ze diarree.'
A
mond
B
wondje
C
geslachtsorganen
D
neus

Slide 12 - Quizvraag

Waar zijn de ziekteverwekkers het lichaam binnengekomen?
' Je broer nieste in je gezicht. Nu ben jij ook verkouden.'
A
mond
B
wondje
C
geslachtsorganen
D
neus

Slide 13 - Quizvraag

Opdracht: Bekijk bron 2 en 4. Sleep de juiste antwoorden naar de zinnen links. Er is steeds maar eentje goed.
Je krijgt longontsteking door een..
Deze ziekteverwekker maakt..
Hij vermeert zich in je lichaam door
bacterie
virus
celdeling
vermeerderen in lichaamscellen
giftige stoffen
cellen kapot

Slide 14 - Sleepvraag

Je kunt uitleggen hoe je lichaam de ziekteverwekkers kan herkennen.

Slide 15 - Tekstslide

Hoe herkent je lichaam ziekteverwekkers?
Alle cellen hebben eiwitten op het celmembraan = antigenen

Je lichaam herkent welke van jou zijn (lichaamseigen) en welke dus niet (lichaamsvreemd). 

Slide 16 - Tekstslide

Wat zou er gebeuren als de kinkhoest bacteriën wel dezelfde antigenen als jouw cellen zouden hebben?

Slide 17 - Open vraag

Je kunt uitleggen welke 2 typen witte bloedcellen er zijn en op welke manier zij ziekteverwekkers bestrijden.

Slide 18 - Tekstslide

Hoe bestrijden witte bloedcellen ziekteverwekkers? Type 1
Twee soorten witte bloedcellen:

Type 1 - neemt bacterien op en verteert ze (ook wel vreetcellen genoemd)

plaatje rechts is een voorbeeld van type 1

Type 2 - maakt een stofje (=antistof) die aan de antigenen van de ziekteverwekker blijft plakken zodat hij onschadelijk wordt.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Hoe bestrijden witte bloedcellen ziekteverwekkers? Type 2
  1. Er komen ziekteverwekkers in je lichaam.
  2. Witte bloedcel type 2 maakt een antistof (blauw) die precies past bij de antigenen (rood) van de ziekteverwekker.
  3. Deze witte bloedcellen type 2 gaan zich snel delen en samen heel veel antistof maken.
  4. De antistof koppelt aan de antigenen van de ziekteverwekker en schakelt hem uit.
  5. Witte bloedcel type 1 vreet de uitgeschakelde ziekteverwekker op.

Slide 21 - Tekstslide

Zoveel soorten antigenen en antistoffen
Ieder soort bacterie of ziekteverwekker heeft een uniek type antigeen (herkenningseiwit).

Dat betekent dat voor ieder type antigeen een apart soort antistof gemaakt moet worden.

Slide 22 - Tekstslide

Je kunt uitleggen hoe je immuun wordt.

Slide 23 - Tekstslide

Natuurlijke immuniteit
Als alle ziekteverwekkers dood zijn, zijn ook de witte bloedcellen niet meer nodig.

De meeste witte bloedcellen gaan dood, er blijven een paar over, de geheugencellen

Word je nog een keer besmet met dezelfde ziekteverwekker, dan herkennen deze geheugencellen de antigenen. Ze gaan heel snel antistoffen maken en voordat je ziek kan worden, zijn de ziekteverwekkers als dood.

Slide 24 - Tekstslide

Kunstmatige immuniteit
  • Vaccinatie; inspuiting van een vaccin met een dode of verzwakte ziekteverwekker
  • Als je later wordt geïnfecteerd kun je bijna direct antistoffen maken
  • Je maakt de antistof zelf - actieve immunisatie 

Slide 25 - Tekstslide

Passieve immunisatie
  • Je krijgt een serum ingespoten met antistoffen tegen lichaamsvreemde giftige stoffen
  • Je maakt zelf geen antistoffen: passieve immunisatie 

Slide 26 - Tekstslide

Je raakt besmet met pneumokokken, een bacterie waar je longontsteking van krijgt. Welke antistof is dan het meest geschikt?
A
B
C
D

Slide 27 - Quizvraag


Voor het functioneren van het afweersysteem is het belangrijk dat witte bloedcellen ziekteverwekkers kunnen herkennen.
Waaraan herkennen witte bloedcellen ziekteverwekkers?
A
aan antigenen
B
aan antistoffen
C
aan antigenen en antistoffen

Slide 28 - Quizvraag

Witte bloedcellen die niet besmet zijn met het mazelenvirus, proberen het virus te bestrijden.
In diagram 1 zie je hoe het aantal witte bloedcellen verandert na een infectie met het mazelenvirus. Diagram 2 laat zien hoe sterk de afweerreactie is na zo’n infectie. Er worden 2 uitspraken gedaan:
1 Twee weken na een matige infectie zijn er weer evenveel witte bloedcellen als voor de infectie.
2 Bij een ernstige infectie reageert het afweersysteem sterker dan bij een matige infectie. Welke uitspraak is juist?
A
geen van beide uitspraken
B
alleen uitspraak 1
C
alleen uitspraak 2
D
uitspraak 1 en uitspraak 2

Slide 29 - Quizvraag


Twee mensen raken besmet met het waterpokken virus. De één heeft als kind al waterpokken gehad, de ander nog nooit.
Welke lijn hoort bij de persoon die nog nooit waterpokken heeft gehad?
A
lijn A
B
lijn B

Slide 30 - Quizvraag

Aan de slag
  1. Maak de opgaven in je werkboek 
  2. Thema 7 - Basisstof 5 
  3. Voor jezelf
  4. Je mag 1 oortje in

Slide 31 - Tekstslide

0

Slide 32 - Video