Bijwoord Frans Chapitre 5 leçon 6

Plan du cours
Jeudi 20 avril 2020
- Adverbe Bron I
- Phrases Clé Bron J
- Mots
- Les devoirs vendredi 24 avril
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Plan du cours
Jeudi 20 avril 2020
- Adverbe Bron I
- Phrases Clé Bron J
- Mots
- Les devoirs vendredi 24 avril

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wat is het juiste bijwoord?
heureux > ......

Slide 3 - Open vraag

Maak het bijwoord:
gentil

Slide 4 - Open vraag

Maak het bijwoord:
mauvais

Slide 5 - Open vraag

Wat is het bijwoord van 'vrai'?

Slide 6 - Open vraag

Wat is het juiste bijwoord?
premier > ......

Slide 7 - Open vraag

Maak van onderstaand bn het juiste bijwoord:
- dangereux

Slide 8 - Open vraag

Maak van onderstaand bn het juiste bijwoord:
- exact

Slide 9 - Open vraag

Maak van onderstaand bn de juiste bijwoorden:
- long

Slide 10 - Open vraag

Maak van onderstaand bn het juiste bijwoord:
- facile

Slide 11 - Open vraag

Wat is het bijwoord in deze zin?
1. Jij danst goed.

Slide 12 - Open vraag

Vertaal nu de zin.
Jij danst goed.

Slide 13 - Open vraag

Maak van het bijvoeglijk naamwoord een bijwoord.

seul / Je veux ... savoir où il est.

Slide 14 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een bijvoeglijk naamwoord en een bijwoord?

Slide 15 - Open vraag

Welk bijwoord bestaat NIET ?
A
bien
B
sportivement
C
gentiment
D
heureuxment

Slide 16 - Quizvraag

Les enfants courent rapidement.

Het bijwoord zegt iets over....
A
een zin
B
een werkwoord
C
een bijvoeglijk naamwoord
D
een ander bijwoord

Slide 17 - Quizvraag

Maak van "doux" een bijwoord.
A
douce
B
douxment
C
doucement
D
douxement

Slide 18 - Quizvraag

Waar zegt het bijwoord iets over?
A
hele zin, zelfstandig naamwoord, werkwoord
B
hele zin, werkwoord, ander bijwoord, bijvoeglijk naamwoord
C
lidwoord, onderwerp, ander bijwoord
D
persoonlijk voornaamwoord, werkwoord

Slide 19 - Quizvraag

Bijwoord van:
bon
A
bien
B
bonnement
C
bonment
D
bienment

Slide 20 - Quizvraag


J'ai un fauteuil confortable. (confortable)
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 21 - Quizvraag


J'ai bien compris cet exercice. (bien)
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 22 - Quizvraag

Naturellement, il se lave tous les jours.

Het bijwoord zegt iets over....
A
een zin
B
een werkwoord
C
een bijvoeglijk naamwoord
D
een ander bijwoord

Slide 23 - Quizvraag

Ces chaussures sont extrêmement chères.

Het bijwoord zegt iets over....
A
een zin
B
een werkwoord
C
een bijvoeglijk naamwoord
D
een ander bijwoord

Slide 24 - Quizvraag

Elle parle lentement.
Vul aan: een bijwoord zegt iets over een ...
A
werkwoord
B
persoon

Slide 25 - Quizvraag

Maak de zin opnieuw.
Elle parle très (lent).

Slide 26 - Open vraag

Je roule (rapide)

Slide 27 - Open vraag

Bien
Longtemps
Vite
Mal
Bon
Long
Rapide
Mauvais

Slide 28 - Sleepvraag

On traduit les mots

Slide 29 - Tekstslide

Vertaal: teleurgesteld

Slide 30 - Open vraag

Vertaal: de hele wereld

Slide 31 - Open vraag

Vertaal:
Hoelang heeft het concert geduurd?

Slide 32 - Open vraag

Vertaal:
le bonheur

Slide 33 - Open vraag

Vertalen:
interroger sur

Slide 34 - Open vraag

Les devoirs

Faire: exercice 31 b,c 32 a,c,d,e, 
34 a, b (écoute: online Grandes Lignes), e (schrijfopdrachtje), 36, 37, 38
D-toets online maken!!

Apprendre: 
Grammaire I (adverbe)
Phrases Clé J)

Slide 35 - Tekstslide