08-01-2024

08-01-2024
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansBeroepsopleiding

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

08-01-2024

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Vragen over het huiswerk
TB:
p. 32, oef.6 ¿Le gusta el chocolate?(slide 12)
p.32, oef.7: Los números (de Getallen) studeren (slide 13)
p.32, oef. 8: Unas cifras.. :maken (Slide 14)
WB:
p. 30 , oef. 5a (slide 15)
p. 30, oef.6
p.34, oef. 16, 17
p.35, oef.20
Maken de oefeningen van slide 16 en 17

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de bijnaam van de grote kerstloterij in Spanje?
A
'La lotería grande'
B
'El gordo'
C
'La lotería de Jesús'
D
'La superlotería'

Slide 4 - Quizvraag

Wanneer vieren we La Navidad ?
A
enero
B
marzo
C
diciembre
D
octubre

Slide 5 - Quizvraag

Wat doen de Spanjaarden op 24 december ?
A
de kerstboom opzetten en eten met familie
B
cadeautjes uitpakken en champagne drinken
C
cadeautjes uitpakken en de kerstboom opzetten
D
eten met familie en champagne drinken

Slide 6 - Quizvraag

Wanneer krijgen de Spanjaarden traditioneel gezien cadeautjes?
A
25 de diciembre
B
6 de enero

Slide 7 - Quizvraag

Wat krijgen kinderen als ze stout zijn geweest?
A
cadeautjes
B
houtskool

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een 'Villancico'?
A
Spaans woord voor Kerstboom
B
Typisch Spaans kerstgerecht
C
Versiering in de kerstboom
D
Spaans kerstliedje

Slide 9 - Quizvraag

Wat doen Spanjaarden met oud en nieuw?
A
ze steken vuurwerk af tot het weer licht wordt
B
ze eten 12 oliebollen , net als wij en wensen elkaar goedenacht
C
Ze eten 12 druiven om 12 uur 's nachts, elke druif is een een maand geluk
D
Ze drinken champagne

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

WB  p.30, oef. 5
  • Tu/ Su familia
  • mi familia
  • mi tío
  • mi madre
  • mis dos hermanos
  • mi abuelo
  • nuestro circo

WB: Andere oefeningen bezittelijke vnmw.: oef.17 en 21
  • Tu/ Su familia
  • mi familia
  • mi tío
  • mi madre
  • mis dos hermanos
  • mi abuelo
  • nuestro circo

Slide 12 - Tekstslide

¿Cuál es la relación entre...?
Federico y Pilar
Voorbeeld: 
Federico es el padre de Pilar, Pilar es su hija.
  1. Pilar y José
  2. Tania y David
  3.  Lucía y Pablo
  4. Antón y David
  5. Pilar y Tania
  6. Maite y Mar
  7. Pedro y Javier
  8. Juana y Lucía
  9.  Ana y Federico

Slide 13 - Tekstslide

Oefening Bezittelijke voornaamwoorden
1. (Haar)bicicleta es nueva.
2. ( Mijn ) apartamento es muy pequeño.
3. Señores López, (uw )perro es muy grande.
4. ( Jouw) libros son interesantes.
5. ( Jullie) coche es nuevo.
6. ( Onze) habitaciones son con vistas al mar.
1.su
2.mi
3.su
4.tus
5.vuestro
6.nuestras

Slide 14 - Tekstslide

TB:
p.32, oef. 6: ¿Le gusta el chocolate?:
 Lezen en omcircel de woorden die met het onderwerp "familie" te maken hebben.

Slide 15 - Tekstslide

TB: p. 32, oef. 7a
 Los números (de getallen)
  •  1 t/m 10: uno, dos, tres, cuatro, cinco, seis, siete, ocho, nueve, diez
  • 1: uno/ 10: diez/ 20: veinte/ 30: treinta/ 40:cuarenta/ 50: cincuenta/ 60: sesenta/ 70: setenta/ 80: ochenta/ 90: noventa/ 100: cien
  • Getallen die op uno eindigen, krijgen voor vrouwelijke woorden  de uitgaan una ( treinta y una fábricas).
  • Bij mannelijke woorden valt de -o weg ( treinta y un empleados)
U: Unidad: eenheid
D: Decena : tiental

Slide 16 - Tekstslide

getallen
WB:
 p.30, ej.6
p. 34, ej. 16

Slide 17 - Tekstslide

Número:
  • 1
  • 12
  • 23
  • 34
  • 45
  • 56
  • 67
  • 78
  • 89
  • 98
  • 87
  • 76
  • 65
  • 54

Slide 18 - Tekstslide

noventa y dos
cuarenta y cinco
quince
sesenta y ocho
treinta y tres
veintiuno
cincuenta y cinco
setenta y seis
ochenta y nueve
once

Slide 19 - Sleepvraag

TB:p. 32, oef. 8 Unas cifras sobre la empresa valor
  • ¿Cuántos/-as? = hoeveel?
¿ Cuántos empleados?
¿ Cuántas chocolaterías?
  • Naar iemands leeftijd vragen : met TENER
¿ Cuántos años tienes? ( hoe oud ben jij?)
  • Luister oef. 8 en geef antwoord aan de vragen.
1. 55 años
2. 7 miembros de la familia
3. 34 chocolaterías
4. 300 empleados
5. a 60 países
6. 100 productos diferentes
WB: andere oefening van hoeveelheid en getallen, p. 35, oef. 20

Slide 20 - Tekstslide

TB. p.33, oef.10. Lees de tekst en onderstreep hun eigenschappen. Daarna vul de tabel aan

un hombre atractivo
un hombre interesante
un hombre original
una mujer atractiva
una mujer interesante
una mujer original
Somos diferentes : Bijvoeglijke naamwoorden om iemand te beschrijven.
 Bijvoeglijke naamwoorden richten zich in getal en geslacht naar het zelfstandig naamwoord waar ze bij horen.

Slide 21 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden on te beschrijven 

Slide 22 - Tekstslide

TB. p. 34 oef. 12 ¿ Él o ella?

1
2
3
4
5
6
Javier
Penélope
Los dos
WB: Andere oefeningen van beschrijvingen : 8,9,10,11,18

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

¿Quién es Cristobal,  Enrique,
José Ángel y Alonso?

Slide 25 - Tekstslide

Beschrijf deze mensen
Paul de Leeuw
Rob Kemps (Snollebollekes)

Slide 26 - Tekstslide

DEBERES
  • Estudiar vocabulario oef. 8 t/m 12 + slide24.
  • WB:
p. 31, oef. 8 a/b, 9
p. 32, oef. 10, 11
  • Maken oef. slide 25

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide