ZWW HWW KWW

ZWW - HWW - KWW
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

ZWW - HWW - KWW

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt onderstaande woordsoorten herkennen:

                                        - zelfstandige werkwoorden
                                        - koppelwerkwoorden
                                        - hulpwerkwoorden           

Slide 2 - Tekstslide

Theorie
Onderscheid:

werkwoordelijk gezegde   --> iemand doet iets
          De verpleegkundige heeft vandaag op de IC gewerkt.

naamwoordelijk gezegde --> iemand is iets
         Zij is verpleegkundige op de IC.

Slide 3 - Tekstslide

Theorie
1. Bepaal wat het belangrijkste werkwoord 
of hoofdwerkwoord in de zin is.

Het belangrijkste werkwoord is onmisbaar. 
Dit werkwoord bepaalt waar de zin over gaat.

2. Bepaal wat hulpwerkwoorden zijn.

Slide 4 - Tekstslide

Theorie

Hebben jullie al plannen gemaakt
                                                 voor de meivakantie?

Ik zou veel liever naar een warm land gaan.



Slide 5 - Tekstslide

Theorie
Tip: meestal staat hoofdwerkwoord achteraan 
         in een zin.

Let op: Elke zin heeft één hoofdwerkwoord,
               maar kan meerdere hulpwerkwoorden hebben!

Tip: Bij meerdere werkwoorden in een zin 
         is de pv altijd hulpwerkwoord.




Slide 6 - Tekstslide

Theorie

2. Bepaal of het hoofdwerkwoord een
zelfstandig ww heeft of een koppelww.

Heeft de zin een wwg: zelfstandig ww  (doen)
Heeft de zin een nwg:  koppelww             (zijn)



Slide 7 - Tekstslide

Theorie
2. Bepaal of het hoofdwerkwoord een
zelfstandig ww heeft of een koppelww.

Ik ga graag naar school.
Ik wil graag naar school gaan.
Ik zou graag naar school willen gaan.





Slide 8 - Tekstslide

Theorie
De koppelwerkwoorden kun je onthouden
met de zin:

BoB HaD ZoVeeL Was

Een koppelwerkwoord koppelt een
eigenschap aan het onderwerp. vb Zij is blij.  

Slide 9 - Tekstslide

Ezelsbruggetje
B lijven
B lijken
H eten
D unken
Z ijn
V oorkomen
L ijken
W orden
S chijnen

Slide 10 - Tekstslide

Theorie
2. Bepaal of het hoofdwerkwoord een
zelfstandig ww heeft of een koppelww.

Gamen is [echt leuk]!
Gamen kan [echt leuk] zijn!
Gamen zou [echt leuk] kunnen zijn!


Slide 11 - Tekstslide

Aantekening
Zelfstandig werkwoord: Het belangrijkste werkwoord in de zin, maar geen koppelwerkwoord. vb: Hij had gisteren moeten zwemmen.  
Hulpwerkwoord: Niet het belangrijkste werkwoord in een zin, is dus nooit het enige werkwoord in een zin.  Kan meerdere keren in een zin voorkomen. vb: Hij had gisteren moeten zwemmen.
                                                                                                                                

Slide 12 - Tekstslide

Aantekening
Koppelwerkwoord: een vorm van zijn, worden, blijven, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen. Is het belangrijkste werkwoord van de zin. Staat alleen in een zin met een naamwoordelijk gezegde. vb: Zij blijft een goede voetballer.

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk
Blz 123 Opdracht 8
Blz 124 Opdracht 10 
Blz 126 Opdracht 12 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video