GL_6_2H_Chapitre 6

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Le vocabulaire

Slide 4 - Tekstslide

winkels in het Frans

Slide 5 - Woordweb

acheter
en ville
anglais
faire les magasins
le mois
magnifique
néerlandais
la boucherie
la pharmacie
rester
la boulangerie
allemand
prachtig
Engels
de maand
de apotheek
naar de stad
winkelen
kopen
Nederlands
Duits
de bakker
de slager
blijven

Slide 6 - Sleepvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Le passé composé (voltooid tegenwoordige tijd)
Om te vertellen wat je hebt gedaan, gebruik je in het Frans de passé composé. Zoals in het Nederlands gebruik je een vorm van het werkwoord AVOIR (hulpwerkwoord) en een voltooid deelwoord.
Het voltooid deelwoord van het werkwoord PRENDRE (nemem) is pris (genomen).
Ken je nog de rij van AVOIR in het présent?

Slide 13 - Tekstslide

Avoir
j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 14 - Sleepvraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

... langues est-ce que tu parles ?
A
Quel
B
Quelle
C
Quels
D
Quelles

Slide 17 - Quizvraag

Tu es dans ... classe ?
A
quel
B
quelle
C
quels
D
quelles

Slide 18 - Quizvraag

... est ton pays préféré ?
A
Quel
B
Quelle
C
Quels
D
Quelles

Slide 19 - Quizvraag

... sont tes séries préférées ?
A
Quel
B
Quelle
C
Quels
D
Quelles

Slide 20 - Quizvraag

... sont tes passe-temps préférés ?
A
Quel
B
Quelle
C
Quels
D
Quelles

Slide 21 - Quizvraag

... musée est-ce que tu préfères ?
A
Quel
B
Quelle
C
Quels
D
Quelles

Slide 22 - Quizvraag

... est ta date de naissance ?
A
Quel
B
Quelle
C
Quels
D
Quelles

Slide 23 - Quizvraag

prendre
=
 nemen




il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
prenons
prennenr
prends
prenez
prends
prend

Slide 24 - Sleepvraag

jullie nemen
A
vous prennes
B
vous prennez
C
vous prenez
D
voue prener

Slide 25 - Quizvraag

ik neem
A
je prends
B
je prend
C
j'ai pris
D
jé pris

Slide 26 - Quizvraag

hij neemt
A
ils prennent
B
il prends
C
elle prend
D
il prend

Slide 27 - Quizvraag

wij hebben genomen
A
nous prenons
B
on prend
C
on a pris
D
nous avons pris

Slide 28 - Quizvraag

zij nemen
A
elles prennent
B
il prends
C
elle prend
D
ils prennent

Slide 29 - Quizvraag

jij neemt
A
tu prennes
B
tu prends
C
tu prend
D
tu prendes

Slide 30 - Quizvraag

je leert Frans
A
j'apprends le français
B
tu apprends le français
C
je prends le français
D
tu comprends le français

Slide 31 - Quizvraag

Ik heb begrepen.
A
j'ai compris
B
j'ai pris
C
j'apprends
D
je comprends

Slide 32 - Quizvraag

Evaluatie
Beantwoord de volgende vragen.

Slide 33 - Tekstslide

Vertaal de volgende zin het Frans:

Wat is je telefoonnummer?

Slide 34 - Open vraag

Vertaal de volgende zin het Frans :

Welke steden vind je leuk?

Slide 35 - Open vraag

Welke andere werkwoorden vervoeg je als het werkwoord PRENDRE? Zet de Nederlandse vertaling tussen hakjes en gebruik een komma tussen de werkwoorden.

Slide 36 - Open vraag

Slide 37 - Tekstslide