NN6 2KGT hoofdstuk 1 taalverzorging 2 samengestelde zinnen

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Boek NN
- inloggen LessonUp
- lesdoelen
- oefeningen en theorie
- wat heb je geleerd
- aan het werk

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je leert over  samengestelde zinnen

Slide 3 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
Samengestelde zinnen bestaan uit twee losse zinnen die aan elkaar zijn geplakt.

Een samengestelde zin heeft twee persoonsvormen.

Slide 4 - Tekstslide

benoem de persoonsvorm:
Marloes neemt cola mee.

Slide 5 - Open vraag

Benoem de persoonsvorm:
Peter zorgt voor de chips.

Slide 6 - Open vraag

Benoem de persoonsvormen:
Marloes neemt cola mee en Peter zorgt voor de chips.

Slide 7 - Open vraag

voegwoorden
In een samengestelde zin staat ook een voegwoord: een woord waarmee je de zinnen aan elkaar plakt. Voegwoorden zijn bijvoorbeeld: en, terwijl, omdat, zodat, nadat, als, toen, want, maar, of, dus.
Vaak staat het voegwoord tussen de twee zinnen, maar het kan ook vooraan staan. 

Slide 8 - Tekstslide

Benoem het voegwoord:
Ik ga vandaag lopen, omdat mijn fiets kapot is.

Slide 9 - Open vraag

Benoem het voegwoord:
Ik heb geen brood mee, dus ik moet naar de Aldi.

Slide 10 - Open vraag

Benoem de persoonsvorm(en):
Ik ga vandaag lopen, omdat mijn fiets kapot is.
A
lopen
B
ga
C
is
D
kapot

Slide 11 - Quizvraag

Wat kan ik nu?
  • Samengestelde zinnen herkennen.
  • Voegwoorden herkennen en gebruiken in samengestelde zinnen.
  • De persoonsvormen benoemen in een samengestelde zin.

Slide 12 - Tekstslide

Wat ga je doen?
Ik ga zelfstandig aan het werk
Ik ga met de docent de opdrachten bespreken en daarna aan het werk

Slide 13 - Poll

Aan het werk
Maak van hoofdstuk 1 -taalverzorging 2 (samengestelde zinnen) blz. 30/31
* Basis: opdracht 1 en 3 
* K/T: opdracht 1, 3 en 4 

Slide 14 - Tekstslide