Voorbereiding dictee blok 5

Voorbereiding dictee blok 5
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 6-8

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Voorbereiding dictee blok 5

Slide 1 - Tekstslide

Voegwoord
Het woord voegt twee zinnen samen. Er wordt meestal gebruik gemaakt van een komma. 

Slide 2 - Tekstslide

Bij welke twee voegwoorden wordt er geen komma gebruikt?
A
maar, en
B
of, en
C
omdat, of
D
maar, omdat

Slide 3 - Quizvraag

Voegwoord

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Tekstslide

Voorzetsel

Slide 6 - Woordweb

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
de houten stoel
de ijzeren pot
het porseleinen bord 


Altijd: -n erbij! 

Slide 7 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.

Slide 8 - Open vraag

Telwoord




Rangtelwoord
één, twee, honderd
zoveel, minder, hoeveel



eerste, tweede, honderdste
middelste, hoeveelste, zoveelste

Slide 9 - Tekstslide

Persoonsvorm
  1. zin vragend maken --> persoonsvorm als eerste woord
  2. van ev naar mv --> persoonsvorm verandert
  3. van tt naar vt --> persoonsvorm verandert 

Slide 10 - Tekstslide

Onderwerp
wie of wat + persoonsvorm

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?

Jan knipte het papier in stukjes.
A
Jan
B
knipte
C
het papier
D
stukjes

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

Jan knipte het papier in stukjes.
A
Jan
B
knipte
C
het papier
D
stukjes

Slide 13 - Quizvraag

lijdend voorwerp
wie of wat + persoonsvorm + onderwerp

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp?

Jan knipte het papier in stukjes.
A
Jan
B
knipte
C
het papier
D
stukjes

Slide 15 - Quizvraag

Meewerkend voorwerp
aan wie of wat + persoonsvorm + onderwerp + lijdend voorwerp

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het meewerkend voorwerp?

Dieke geeft Veerle een zak chips.
A
Dieke
B
geeft
C
Veerle
D
een zak chips

Slide 17 - Quizvraag