H2 + 3 - grammatica les 1

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 1

Welkom!

Wat gaan we doen?

Toets bespreken

Uitleg grammatica H2 en H3

Zelfstandig aan het werk met de weektaak

leestoets

• Bekijk de toets.
• Doe goed mee met de nabespreking.
• Wat heb je goed gedaan?
• Wat vind je nog lastig?

Grammatica doelen

• Ik kan in een zin het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp vinden en ken de functie hiervan.

• Ik kan in een zin een bijvoeglijk naamwoord, persoonlijk voornaamwoord en een bezittelijk voornaamwoord vinden en ken hun functie.
  

weektaak (agenda)

donderdag 28 oktober

H3 Grammatica zinsdelen/woordsoorten

zinsdelen opdracht 1 t/m 3

woordsoorten opdracht 1 t/m 3

zinsdelen en woordsoorten

Wat is het verschil ook alweer?

zinsdelen - 

werkwoordelijk gezegde

lijdend voorwerp

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Mijn broertje schopte tegen zijn fiets.

1. mijn broertje
2. schopte
3. tegen
4. zijn fiets

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Mijn broertje schopte tegen zijn fiets.

1. mijn broertje
2. schopte
3. tegen
4. zijn fiets

Wat is het werkwoordelijk gezegde in onderstaande zin?

De leerling heeft een proefwerk gepikt.

1. de leerling
2. heeft
3. een proefwerk
4. heeft gepikt

Wat is het lijdend voorwerp in onderstaande zin?

De leerling heeft een proefwerk gepikt.

1. de leerling
2. heeft
3. een proefwerk
4. heeft gepikt

woordsoorten - 

bijvoeglijk naamwoord

bezittelijk voornaamwoord

persoonlijk voornaamwoord

bijvoeglijk naamwoord

-> vertelt iets over een zelfstandig naamwoord

      de rode auto

Stoffelijk bijvoeglijk  naamwoord

-> vertelt van welke stof iets gemaakt is

      de zilveren ketting, de gouden armband, het houten bankje

persoonlijk voornaamwoord

-> duidt een persoon of een ding aan

      ik ben verliefd, ze zijn erg mooi, die vriendin van jou

-> kun je vervangen door hij of hem

     vergelijk:  Is die kat van jullie ziek?   /   Is dit jullie kat?

bezittelijk voornaamwoord

-> geeft aan van wie iets is

      Dit is mijn huis. Is dat jouw boek. Hoe heeft jullie vader?

-> kun je vervangen door zijn

     vergelijk:  Deze auto is van ons.  /  Dit is onze auto.

weektaak (agenda)

dinsdag 26 oktober

H3 Grammatica zinsdelen/woordsoorten

zinsdelen opdracht 1 t/m 3

woordsoorten opdracht 1 t/m 3