VIA Vooraf Thema 7 Moeilijke woorden

Wat gaan we vandaag doen?
* 5 min. oefenen voor de toets
* LessonUp oefenen voor de toets
* toets moeilijke woorden thema 7
* jeugdjournaal kijken
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?
* 5 min. oefenen voor de toets
* LessonUp oefenen voor de toets
* toets moeilijke woorden thema 7
* jeugdjournaal kijken

Slide 1 - Tekstslide

Het netjes verzamelen en bijhouden van gegevens, bijvoorbeeld van wat je met jouw geld doet.
A
de garantie
B
de belasting
C
de administratie
D
de uitgave

Slide 2 - Quizvraag

Het geld dat je aan de overheid betaalt. Je betaalt dit bijvoorbeeld over jouw loon.
A
de garantie
B
contant
C
de rekening
D
de belasting

Slide 3 - Quizvraag

Met munt- en briefgeld.
A
contant
B
de garantie
C
de vaste lasten
D
overmaken

Slide 4 - Quizvraag

Dingen die te maken hebben
met geld.
A
materieel
B
potentieel
C
financieel
D
optioneel

Slide 5 - Quizvraag

Dat iets gratis gerepareerd wordt of dat je je geld terugkrijgt als iets kapot is.
A
de administratie
B
de garantie
C
de vaste lasten
D
de schuld

Slide 6 - Quizvraag

Het geld dat je elke maand krijgt, bijvoorbeeld jouw loon of een uitkering.
A
het inkomen
B
de verzekering
C
de rekening
D
de garantie

Slide 7 - Quizvraag

Geld overzetten van de ene bankrekening naar de andere.
A
de vaste lasten
B
overmaken
C
zelfstandig
D
het inkomen

Slide 8 - Quizvraag

Een tasje of mapje waar je jouw geld en pasjes in bewaart, zodat je het makkelijk mee kunt nemen.
A
het inkomen
B
de verzekering
C
de portemonnee
D
de kluis

Slide 9 - Quizvraag

Het geld dat je aan een persoon of bedrijf moet betalen, bijvoorbeeld omdat je het geleend hebt.
A
het inkomen
B
de rekening
C
de uitgave
D
de schuld

Slide 10 - Quizvraag

Geld bewaren voor later.
A
de uitgave
B
de verzekering
C
sparen
D
de schuld

Slide 11 - Quizvraag

Het bedrag dat je kwijt bent als je ergens voor moet betalen.
A
de uitgave
B
de inkomsten
C
de vaste lasten
D
de portemonnee

Slide 12 - Quizvraag

Het geld dat je elke maand opnieuw moet betalen.
A
de vaste lasten
B
het inkomen
C
de portemonnee
D
zelfstandig

Slide 13 - Quizvraag

Een afspraak waarbij jij je geld betaalt aan een bedrijf en het bedrijf jou geld betaalt als er iets vervelends gebeurt of als er iets kapot gaat.
A
de garantie
B
de rekening
C
de uitgave
D
de verzekering

Slide 14 - Quizvraag

Iets zelf kunnen doen, zonder dat je er anderen bij nodig hebt.
*
A
de rekening
B
de schuld
C
zelfstandig
D
overmaken

Slide 15 - Quizvraag