In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Internationale handel
van Nederland
Slide 1 - Tekstslide
Import of export? Ik ben op vakantie in Frankrijk.
Tip: denk aan de geldstroom
A
import
B
export
Slide 2 - Quizvraag
Nederland exporteert 6.279.310.000 bossen tulpen. Deze bossen tulpen kosten €2,10 per bos. Bereken de uitvoerwaarde.
Slide 3 - Open vraag
Hoe stromen goederen en geld bij import en export?
import
export
geld van Nederland naar het buitenland
geld naar Nederland vanuit het buitenland
Slide 4 - Sleepvraag
Als een Nederlander transport regelt voor een Duits bedrijf, staat dat ..
A
Als import op de handelsbalans
B
Als export op de handelsbalans
C
Als import op de dienstenbalans
D
Als export op de dienstenbalans
Slide 5 - Quizvraag
Het nationaal inkomen is €530 miljard. De invoerwaarde is €297 miljard en de uitvoerwaarde is €373 miljard. Bereken de exportquote.
Slide 6 - Open vraag
Binnen de EU zijn de economische grenzen vervallen, daardoor ontstaat een interne markt. Noem kenmerken van deze interne markt.
Slide 7 - Woordweb
Welke van de volgende taken heeft de ECB? Kies de twee juiste antwoorden.
A
Geld lenen aan banken in EU-lidstaten
B
Het uitgeven van Eurobiljetten
C
Het bewaken van de waarde van de Euro
D
Het begrotingstekort van de EU- lidstaten oplossen
Slide 8 - Quizvraag
Noem de drie voorwaarden waaraan een EU-lidstaat moet voldoen om de Euro in te voeren (je hoeft geen getallen te noemen)
Slide 9 - Woordweb
Europese Unie
Export
Import
Europese Centrale Bank
Internationale handel
Importwaarde. Het bedrag dat we in totaal betalen voor de import van goederen en diensten
De centrale bank van de landen met de euro.
Invoer. Het kopen van goederen en diensten uit het buitenland.
Invoerwaarde
In- en uitvoer. Handel tussen twee of meer landen
Groep Europese landen die vooral op economisch gebied samen werken
UItvoer. Het verkopen van goederen of diensten aan het buitenland.
Slide 10 - Sleepvraag
Als een EU-land de Euro wil invoeren, dan mag dit land een begrotingstekort van maximaal 3% van het BBP hebben en een staatsschuld van maximaal 60% van het BBP. Welk land mag de Euro invoeren?
A
A
B
B
C
C
Slide 11 - Quizvraag
Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde. Dit laat zien wat de gevolgen zijn als een land protectiemaatregelen neemt.
1
2
3
De export van staal door Europese staalbedrijven neemt af.
Amerika besluit invoerrechten te gaan heffen op Europees Staal.
Europese staalproducenten ontslaan werknemers.
Slide 12 - Sleepvraag
Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving? "De mate waarin een land in staat is beter en/of goedkoper te produceren dan andere landen."
Slide 13 - Open vraag
Er is een aardbeving geweest op Benizia. Nederland stuurt direct voedsel en tenten die kant op als hulp. Dit is een voorbeeld van:
A
Noodhulp, het is hulp op lange termijn
B
Noodhulp, het is hulp op korte termijn
C
Structurele hulp, het is hulp op lange termijn
D
Structurele hulp, het is hulp op korte termijn
Slide 14 - Quizvraag
Opdracht 8
Maak de vicieuze cirkel kloppend.
Lage inkomens
Slechte banen
Kinderen werken
Geen scholing
Slide 15 - Sleepvraag
Een land heeft 36 miljoen inwoners. Het nationaal inkomen is €587 miljard. Bereken het BBP per hoofd van de bevolking.