25-06-2024

25-06-2024 1C
C'est bientôt la fin!
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

25-06-2024 1C
C'est bientôt la fin!

Slide 1 - Tekstslide

Le programme
1. Vous faites la correction de votre examen blanc (Analysez vos erreurs). Je beoordeelt je proefexamen (Analyseer je fouten)
2. Temps pour les questions (ensemble) + Quizz
Tijd voor vragen (samen) + Quizz
3. Votre feedback (windows Form) 
Jouw feedback (windows Form) 
4. Exercices d'entraînement conseillés / Oefeningentips 



Slide 2 - Tekstslide

Correction
Exercice 1.A
1. tu veux
2. le sud
3. en voiture
4. ensemble
5. demain
Exercice 1.B.
1. aller en terasse
2. Où
3. à droite
4. la gare
5. trouver

Exercice 2.A
1. Où
2. Qu'est-ce que
3. Combien de
4. Qui
5. Pourquoi

Slide 3 - Tekstslide

Exercice 2.B
1. Je vais à la boulangerie
2. Élise et Catherine vont au café
3. Tu vas à pied.

1. il va déménager
2. nous allons faire du football
3. vous allez faire les magasins


Exercie 3
1. Excusez-moi! Vous pouvez m'aider?
2. Oui bien sûr.
3. Je cherche la plage.
4. C'est tout droit et ensuite à droite.
5. Alors on y va à vélo.

Exercice 4
1.C   2.A   3.C   4.B    5.B
Exercice 5
de straat / morgen / eerst / heel dichtbij / te voet of lopend

Slide 4 - Tekstslide

On s'entraîne encore !

Slide 5 - Tekstslide

avoir
être
aller
gaan
hebben
zijn

Slide 6 - Sleepvraag

Révision Verbes
Hebben
Zijn
Gaan
Infinitief
Je/J'
Il/elle/on
Ils/elles
vont
est
ai
aller
suis
vais
a
ont
sont
va
avoir
être

Slide 7 - Sleepvraag

Aller
je
tu
il/elle/on
vais
vas
va

Slide 8 - Sleepvraag

  Zet de vervoegingen van het werkwoord 'aller' in de goede volgorde.
aller
va
allons
vas
allez
vont
vais

Slide 9 - Sleepvraag

De futur proche betekent de nabije toekomst in het Nederlands.
Hoe vorm je de 'futur proche'?
A
een vorm van gaan (aller) + hele werkwoord
B
Hele werkwoord + uitgangen (ai,as,a,ons,ez,ont)
C
hulpwerkwoord AVOIR met een voltooid deelwoord
D
Hulpwerkwoord ÊTRE met een voltooid deelwoord

Slide 10 - Quizvraag

"Ik ga naar Parijs" is
A
Tu vas à Paris.
B
Nous allons à Paris.
C
Je vais à Paris.
D
Ils vont à Paris.

Slide 11 - Quizvraag

"tout droit" betekent?

Slide 12 - Open vraag

"à droite" betekent?

Slide 13 - Open vraag

"Je vais manger une pizza." betekent?

Slide 14 - Open vraag

Les moyens 
de transport 
le train
la voiture
la moto
l’avion
l'hélicoptère
le vélo
le bateau

Slide 15 - Sleepvraag

Wat heb je in dit hoofdstuk
geleerd?

Slide 16 - Woordweb

Feedback van jullie

Slide 17 - Tekstslide

Oefeningentips
Maak oefeningen 7.b.c P130
Maak oefeningen 29c.d.e P74-74
Leer de woordenschat van alle bronnen P78-79.
 

Slide 18 - Tekstslide