vergelijkingen 2l/2m

Woordenschat
vergelijkingen
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordenschat
vergelijkingen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Beeldspraak
Wat is beeldspraak?
Voorbeelden?
Waarom gebruik je beeldspraak?

Slide 3 - Tekstslide

Beeldspraak
Wanneer je iets zegt dat je niet letterlijk maar figuurlijk bedoelt, gebruik je beeldspraak.

Slide 4 - Tekstslide

Vergelijkingen
In een vergelijking staan twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken: 
                         het object (o)               en             het beeld (b)
Joris en Erick (de objecten) lijken op elkaar als twee druppels water (beeld)

Tussen object en beeld is een overeenkomst: ‘gaat heel snel’. Er staat een verbindingswoord tussen object en beeld: als. 
Andere verbindingswoorden zijn: zo … als, lijkt wel, is net, een … van een …. 


Slide 5 - Tekstslide

Nog een paar voorbeelden van vergelijkingen:   
- Die man lijkt wel een beer!

- Lachen als een boer die kiespijn heeft. 

- Hij ging er als een haas vandoor. 

Slide 6 - Tekstslide

Beeldspraak
Een vergelijking is een vorm van beeldspraak.  Je gebruikt het beeld om een mens, dier of ding te verduidelijken, om het meer kracht te geven.

Beeldspraak is altijd 
figuurlijk bedoeld.

Slide 7 - Tekstslide

zo doof als een
A
kwartel
B
vis
C
vogel
D
vos

Slide 8 - Quizvraag

zo mak als een
A
garnaaltje
B
lammetje
C
beertje
D
hondje

Slide 9 - Quizvraag

zo dronken als een
A
koe
B
buffel
C
tor
D
haai

Slide 10 - Quizvraag

zo arm als een
A
kerkrat
B
vogelspin
C
keldertor
D
vleermuis

Slide 11 - Quizvraag

zo rood als een
A
kreeft
B
roodborstje
C
rode aal
D
rodondendron

Slide 12 - Quizvraag

Checkvragen
  1. Wat is beeldspraak?
  2. Wat is het Object?
  3. Wat is het beeld ?

Slide 13 - Tekstslide

Checkvragen
Wat is beeldspraak?
Figuurlijk taalgebruik. Gebruikt om extra kracht te geven.
Wat is het Object?
Iets uit de werkelijkheid.
Wat is het beeld?
Iets waar het object op lijkt.

Slide 14 - Tekstslide

Maken/huiswerk
opdracht 1 tot en met 6 + opdracht 9 

Slide 15 - Tekstslide