2 Werkwoordelijke uitdrukking
A Een combinatie van een werkwoord met meerder woorden:
B Bevat een figuurlijke uitdrukking
C Je kunt de uitdrukking niet veranderen!
Voorbeeld:
A Iemand voor het lapje houden (B iemand voor de gek houden)
C Mensen voor de lapjes houden -> Kan niet.