Herhaling H1 M2

• Economie
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 2

Wat gaan we vandaag doen?

• Herhaling (voorbereiding toets)
  
• Quizlet

Leerdoel

• Aan het einde van de les weet je wat je nog moet leren voor de toets van woensdag.
  

Jelle koopt van zijn loon een plant voor in zijn kamer.
Jelle is in dit voorbeeld een consument.

1. Juist
2. Onjuist

Noem een voordeel en een
nadeel van zelfvoorziening

Jelle koopt van zijn loon een plant voor in zijn kamer.
Een kamerplant is een voorbeeld van een primaire behoefte.

1. Juist
2. Onjuist

Noem een voorbeeld van
een primaire behoefte

Soorten behoeften

Behoefte: alles wat je graag wil hebben of nodig hebt

Primaire behoeften (basisbehoeften): behoeften die ieder mens heeft (alles wat je nodig hebt om te kunnen leven).

Secundaire behoeften (overige behoeften): behoeften die het leven prettiger maken. 

Schrijf de volgende bedragen op een economisch juiste manier.

54 cent

238,2 euro

zeshonderdvierentwintigduizend euro

€ 7,45692

5860,8921 euro

Jouw telefoon is kapot gegaan maar hij valt nog in de garantie. Deze garantieservice is een voorbeeld van een:

1. Verbruiksgoed
2. Gebruiksgoed
3. Dienst

Julia en Emma gaan samen op vakantie naar Spanje. Ze zitten daar in een hotel. De overnachting in het hotel is een voorbeeld van:

1. Gebruiksgoed
2. Verbruiksgoed
3. Dienst

Julia en Emma gaan samen op vakantie naar Valencia in Spanje voor 4 dagen om de prachtige stad te verkennen. Ze maken de volgende kosten. Hoeveel betalen ze per persoon?

Hotelovernachting	€ 460,-
Boodschappen	€ 284,-
Waterskien en museum	€ 38,60
Vliegtickets	€ 350,-
Souvenirtjes	€ 21,50

Julia en Emma gaan samen op vakantie naar Valencia in Spanje voor 4 dagen om de prachtige stad te verkennen. Ze maken de volgende kosten. Hoeveel betalen ze per persoon per dag?

Hotelovernachting	€ 460,-
Boodschappen	€ 284,-
Waterskien en museum	€ 38,60
Vliegtickets	€ 350,-
Souvenirtjes	€ 21,50

1. Je ruilt een etui voor een drinkfles.
2. Je ruilt een etui voor €5,-

1. 1. Directe ruil 2. Directe ruil
2. 1. Directe ruil 2. Indirecte ruil
3. 1. Indirecte ruil 2. Directe ruil
4. 1. Indirecte ruil 2. Indirecte ruil

Ruilen

Directe ruil: een product ruilen voor een ander product

Indirecte ruil: betalen met geld

Saldo: het bedrag dat op je bankrekening staat

Nieuw saldo = oud saldo + ontvangsten - uitgaven

Je koopt een boek in de boekenwinkel. Je rekent af met 2 briefjes van € 10,-. Je betaalt hier met

1. Chartaal geld
2. Giraal geld

Vormen van geld

Chartaal geld: Tastbaar geld in de vorm van munten en bankbiljetten.

Giraal geld: Niet-tastbaar geld dat mensen op hun betaalrekening hebben.

Welk begrip heeft te maken met consumentenorganisaties?

1. Deugdelijk product
2. Warenwet
3. Vergelijkend warenonderzoek
4. NVWA

Je ziet deze poster op het bushokje hangen. Nu wil je zelf ook graag cola drinken. Dit is een voorbeeld van:

1. Sociale beïnvloeding
2. Commerciële beïnvloeding

Het filmpje was een voorbeeld van:

1. Ideële reclame
2. Commerciële reclame

Welk gedrag moest je gaan vertonen?

Je gaat naar de Intertoys en er is 22% korting op een spel van €40,- bereken de nieuwe prijs.

quizlet.com

Reken om: stel je geeft per week €11,00 uit aan snacks. Hoeveel is dat per maand? Rond af op 2 decimalen.

Opdrachten maken

Rekenopgave 1, 4a, 7, 13 en 22

In stilte. 

Als je klaar bent werk je verder aan de herhalingsopgaven.

Elke week krijg jij €5,00 zakgeld. Zakgeld is een voorbeeld van:

1. Loon/salaris
2. Winst
3. Uitkering
4. Vaste last

Een telefoonabonnement is een voorbeeld van:

1. Uitkering
2. Incidentele uitgave
3. Vaste last
4. Huishoudelijke uitgave