Les historisch jeugdboek

Historisch
jeugdboek
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisNederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Historisch
jeugdboek

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Lesopbouw
Lesdoelen
Voorkennis activeren
 Introductie op het boek
Stukje voorlezen
Historische context
Activerende werkvorm
Terugkomen op de lesdoelen

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van de les:
-kun je de vier verschillende perspectieven in eigen woorden uitleggen 
-herken je in welk perspectief het boek is geschreven
-kun je het verschil tussen realistische-, emotieve- en morele argumenten in eigen woorden uitleggen

Slide 4 - Tekstslide

Wat weet je eigenlijk
van een kathedraal?

Slide 5 - Woordweb

Introductie: 
Strijd om de kathedraal

Thies droomt ervan om toneelspeler te worden, ook al zegt zijn vader regelmatig: 'Nu ben ik nog de baas over de bouw van de kathedraal, maar later word jij bouwmeester.' Thies durft niet te zeggen dat hij daar helemaal geen zin in heeft, want zijn vader zal woedend zijn.
Op een dag leert Thies het blinde meisje Mette kennen. Zij wil alles weten over de kathedraal en doordat hij zo goed kan vertellen, komt het bijzondere gebouw voor Mette tot leven. Helaas is niet iedereen blij met de kathedraal: de bouw wordt gesaboteerd en er vallen zelfs doden. Daardoor komt ook het leven van Mette op zijn kop te staan. De enige die het voor haar durft op te nemen, is Thies. En dat betekent dat hij in verzet moet komen tegen zijn vader…
Strijd om de kathedraal is een spannende jeugdroman, die zich afspeelt in het zuiden van Nederland, rond het jaar 1400.

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdpersonages
Thies: zoon van de bouwmeester van een kathedraal
Mette: blind meisje, dochter van een werker voor de bouw van de kathedraal

Rijk mocht niet met arm praten, ook was blindheid een straf van god.
Een verboden vriendschap?

Slide 7 - Tekstslide

Stukje voorlezen

Slide 8 - Tekstslide

Geloven in de middeleeuwen
steden lieten met hun kerk zien hoe rijk en godsdienstig ze waren, kerken werden daardoor steeds groter en mooier.

 Historische context: 
De kathedraal
  • In de middeleeuwen kwamen er veel kerken, deze waren groot en versierd
  • Gelovigen betaalden daarvoor
  • In elke stad had een grote kerk
  • De baas van een christelijk gebied heette een bisschop
  • De grote kerk waar de bisschop zetelt heet een kathedraal

Slide 9 - Tekstslide

Hoe noemen we de baas van een christelijk gebied die in een kathedraal zetelt?
A
Meneer Lurvink
B
Bisschop
C
Priester
D
Dominee

Slide 10 - Quizvraag

De Dom van Utrecht
Dit is de Dom van Utrecht.
De bouw begon in 1254 en duurde meer dan 100 jaar.
De toren is 107 meter hoog.
Gebouwd voor de  bisschop van Utrecht.
Hij was de baas van de kerkprovincie Utrecht = ongeveer de bovenste helft van Nederland
  • Kathedraal in Utrecht
  • Hier was dus de zetel van de Bisschop van Utrecht 

Slide 11 - Tekstslide

De standensamenleving

Stand: een groep met een vaste sociale positie.

Slide 12 - Tekstslide

De standensamenleving

  • Eerste stand: de Geestelijken, de mensen die in dienst zijn van de kerk. (bidden)

  • Tweede stand: Edelen: de koning, leenmannen en sommige ridders. Besturen, rechtspreken en verdedigen van het gebied. (vechten)

  • Derde stand: de rest van de bevolking: vooral boeren, zij zorgen voor het voedsel. (werken)

Slide 13 - Tekstslide

Tot welke stand behoorde Thies?
A
Eerste stand
B
Tweede stand
C
Derde stand
D
Vierde stand

Slide 14 - Quizvraag

Tot welke stand hoorde Mette?
A
Eerste stand
B
Tweede stand
C
Derde stand
D
Vierde stand

Slide 15 - Quizvraag

Psychisch perspectief
Ik-perspectief: verhaal vanuit een personage dat vertelt vanuit de ik-vorm

Personaal perspectief: verhaal vanuit een personage dat vertelt vanuit de hij- of zij-vorm

Auctoriaal perspectief: verhaal niet vanuit een personage vanuit het boek, maar vanuit een soort verteller die alles weet van iedereen, die ook weet wat er eerder is gebeurd en wat er zal gebeuren (vaak in hij- of zij-vorm)

Meervoudig perspectief: verhaal vanuit meerdere personages

Slide 16 - Tekstslide

Vanuit welk perspectief is het boek geschreven?
A
Ik-perspectief
B
Auctoriaal perspectief
C
Personaal perspectief
D
Meervoudig perspectief

Slide 17 - Quizvraag

Opdracht
Jullie gaan in groepjes van 3 leerlingen een product maken waarin jullie meningen over hoofdstuk 1 naar voren komen. Het doel is om het boek enthousiast aan te prijzen
Je gaat binnen een groepje van 3 personen de taken verdelen:
Leerling 1: Realistische argumenten
Leerling 2: Emotieve argumenten  
Leerling 3: Morele argumenten

 Je hebt als product de keuze uit:
-Een podcast maken 
-Of een stripverhaal
-Of een gedicht

Slide 18 - Tekstslide

Mening in argumenten
Realistische argumenten: de werkelijkheid in het boek lijkt je helemaal (niet) echt, of je vind de werkelijkheid (niet orgineel bedacht)
Emotieve argumenten: het boek grijpt je (niet) aan, je leeft (niet erg mee met de personages
Morele argumenten: je bent helemaal (niet eens) met de normen en waarden uit het boek

Slide 19 - Tekstslide

Realistische argumenten
De werkelijkheid in het boek lijkt je helemaal (niet) echt, of je vind de werkelijkheid (niet origineel bedacht)

Voorbeeld: 'Ik vond de hoofdpersoon uit dit boek helemaal niet overkomen als een echt persoon. Eigenlijk had hij maar één karaktereigenschap; hij was heldhaftig.'

Slide 20 - Tekstslide

Emotieve argumenten
Het boek grijpt je (niet) aan, je leeft (niet erg mee met de personages

Voorbeeld: 'Ik kon me eigenlijk helemaal niks voorstellen bij de blijdschap die bij de hoofdpersonen ontstond. Eigenlijk was er niks om vrolijk over te zijn.'

Slide 21 - Tekstslide

Morele argumenten
Je bent helemaal (niet eens) met de normen en waarden uit het boek

Voorbeeld: 'Wat mij betreft kon het echt niet hoe de twee hoofdpersonen met elkaar  omgingen en de keuzes die zij uiteindelijk maakten. Daarmee maakten ze eigenlijk alles en iedereen om hen heen kapot.'

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht
Jullie gaan in groepjes van 3 leerlingen een product maken waarin jullie meningen over hoofdstuk 1 naar voren komen. Het doel is om het boek enthousiast aan te prijzen
Je gaat binnen een groepje van 3 personen de taken verdelen:
Leerling 1: Realistische argumenten
Leerling 2: Emotieve argumenten  
Leerling 3: Morele argumenten

 Je hebt als product de keuze uit:
-Een podcast maken 
-Of een stripverhaal
-Of een gedicht

Slide 23 - Tekstslide

Dictee
Open je schrift en pak een pen.

Slide 24 - Tekstslide

Dictee
1. Monnik
2. Kathedraal 
3. Lessenaar
4. Perkament
5. Klooster
 

Slide 25 - Tekstslide

Terugkomen op de lesdoelen
-Noem vier verschillende perspectieven en leg deze uit in eigen woorden 
-In welk perspectief het boek is geschreven?
-Leg het verschil tussen realistische, emotieve en morele argumenten uit in eigen woorden

Slide 26 - Tekstslide

 Vier verschillende perspectieven

Ik-perspectief: verhaal vanuit een personage dat vertelt vanuit de ik-vorm

Personaal perspectief: verhaal vanuit een personage dat vertelt vanuit de hij- of zij-vorm

Auctoriaal perspectief: verhaal niet vanuit een personage vanuit het boek, maar vanuit een soort verteller die alles weet van iedereen, die ook weet wat er eerder is gebeurd en wat er zal gebeuren (vaak in hij- of zij-vorm)

Meervoudig perspectief: verhaal vanuit meerdere personages

Slide 27 - Tekstslide

Strijd om de kathedraal
Personaal perspectief, verhaal wordt vertelt vanuit Thies

Slide 28 - Tekstslide

Mening in argumenten
Realistische argumenten: de werkelijkheid in het boek lijkt je helemaal (niet) echt, of je vind de werkelijkheid (niet orgineel bedacht)
Emotieve argumenten: het boek grijpt je (niet) aan, je leeft (niet erg mee met de personages
Morele argumenten: je bent helemaal (niet eens) met de normen en waarden uit het boek

Slide 29 - Tekstslide