Tijdvak 4 herhaling

Leerdoelen §1
1. Je kunt met enkele voorbeelden uitleggen waardoor de landbouwopbrengsten in de elfde eeuw toenamen.


2. Je weet in welke gebieden in Europa de overgang van een landbouwsamenleving naar een landbouwstedelijke samenleving begon.   




1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leerdoelen §1
1. Je kunt met enkele voorbeelden uitleggen waardoor de landbouwopbrengsten in de elfde eeuw toenamen.


2. Je weet in welke gebieden in Europa de overgang van een landbouwsamenleving naar een landbouwstedelijke samenleving begon.   




Slide 1 - Tekstslide

De landbouwopbrengsten in de elfde eeuw namen toe door: 

  • vernieuwingen in de landbouw; 
  • ontginningen (het geschikt maken van grond voor landbouw); 
  • bevolkingsgroei.




Slide 2 - Tekstslide

Deze vernieuwingen vonden voor het eerst plaats in Vlaanderen en in Noord-Italie. In beide gebieden groeide de bevolking sterk. 




Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen §2
1. Je kunt uitleggen hoe de staatsvorming van Frankrijk plaatsvond.

2. Je kunt beschrijven hoe door de opkomst van staten de macht van de adel en het belang van het feodale stelsel afnam.  
 
3. Je kunt uitleggen waarom standen en steden streefden naar particularisme en waarom de koning streefde naar centralisatie.  






Slide 4 - Tekstslide

Franse hertogen en graven gedroegen zich erg zelfstandig ten opzichte van de koning, hun leenheer. Een goed voorbeeld hiervan is Willem de Veroveraar, de hertog van Normandie. Hij veroverde in 1066 heel Engeland en liet zich tot koning van Engeland kronen. Dat hij officieel nog leenman van de Franse koning - en dus zijn onderdaan - maakt Willem weinig uit. 


Slide 5 - Tekstslide

Een eeuw later was Filips II koning van Frankrijk. Hij werkte intensief om één geheel van Frankrijk te maken. 

Filips II deed  aan staatsvorming: Het streven van vorsten naar een aaneengesloten grondgebied met een goed functionerend bestuur. Dat deed hij door: 

  1. Als een leenman overleed, niet een nieuwe toewijzen maar voegde leen bij kroondomeinen (inkomsten nemen toe).
  2. Hij versterkte de band met de rijkste steden in Zuid-Vlaanderen door ze stadsrechten te geven (belastinginkomsten nemen toe en meer trouwe aanhangers).


Slide 6 - Tekstslide

De Frans - Engelse oorlog kostte een vermogen. De Franse koning was daarom genoodzaakt een nieuw belastingstelsel op te zetten. Met het vrijgekomen geld moest een groot leger worden betaald en worden gemoderniseerd met geweren en kanonnen. Ambtenaren stelden in de hoofdstad Parijs wetten op die voor heel Frankrijk golden. 

Centralisatie: Het streven van vorsten om hun grondgebied vanuit een hoofdstad te regeren.

Uniformering: Het streven van vorsten om in heel het land dezelfde wetten te laten gelden. 


Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen §3
1. Je kunt de verschillen uitleggen tussen wereldlijke en geestelijke macht.

2. Je kunt met voorbeelden uitleggen waarom en hoe de paus streefde naar vergroting van zijn macht.

3. Je kunt uitleggen waardoor en hoe het machtsstreven van de paus leidde tot het Oosters Schisma. 

Slide 8 - Tekstslide

Voor middeleeuwse christenen was God almachtig. Hij bepaalde ook de machtsverhoudingen op aarde. 

De afbeelding hiernaast is een bekende voorstelling van de tweezwaardenleer. De keizer krijgt een zwaard wat staat voor wereldlijke macht (macht over landen en mensen). De paus krijgt een zwaard wat staat voor geestelijke macht (kerk en gelovigen.


Slide 9 - Tekstslide

Volgens de tweezwaardenleer waren de geestelijke macht en wereldlijke macht gelijkwaardig. Toch zien we dat tijdens de late Middeleeuwen de paus dit anders begon te zien: de geestelijke macht stond boven de wereldlijke macht! 

Christenen in het Byzantijnse Rijk - ontstaan uit het Oost-Romeinse Rijk - accepteerden dit gedrag van de paus niet. De leider van de Byzantijnse kerk, de patriarch, was het niet eens over de macht van de paus en over het gebruik van gebeden tijdens de kerkdienst. 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Door de meningsverschillen tussen de West-Europese Kerk (paus) en de Oosterse Kerk (patriarch) ontstond er een schisma: een kerksplitsing (1054). 

Slide 12 - Tekstslide

Het was al eeuwenlang de gewoonte dat de inwoners van een bisdom zelf hun bisschop mochten kiezen. Daarna benoemde de paus de gekozene officieel en gaf hem drie symbolen.  

Opschrijven:
Investituur: Aan een nieuwe bisschop de symbolen van het bisschopsambt geven: een ring, een mijter en een staf. 

Slide 13 - Tekstslide

  • In de loop van de Middeleeuwen probeerde de paus steeds meer invloed te krijgen op de bisschopskeuze. 
  • Daarbij komt paus in conflict met gelovigen in de bisdommen, maar ook met keizers en koningen. 
  • Deze kozen en benoemden namelijk zelf bisschoppen en stelden die dan tegelijk aan als leenman. 
  • Omdat een bisschop niet mag trouwen krijgt bij overlijden de koning of keizer het leen weer terug. 
  • Pausen wilden die wereldlijke invloed op bisschopsbenoemingen niet. Dat is iets voor de geestelijke macht! 


Investituurstrijd: strijd tussen de keizer/ koning en de paus over het benoemen van bisschoppen. 

Slide 14 - Tekstslide

In het midden van de elfde eeuw veroverden de Turkse islamitische Seldjoeken een groot deel van de Arabische gebieden. Ook Palestina werd veroverd terwijl dit voor de christenen erg belangrijk was. 

Slide 15 - Tekstslide

Theorie
Rond 1080 werd ook Constantinopel, de hoofdstad van het Byzantijnse Rijk, bedreigd door dit gevaar. De Byzantijnse keizer vroeg daarom bij de paus om hulp. 
Paus Urbanus II hielp maar al te graag: hij hoopte zo de Oosterse kerk weer onder zijn gezag te krijgen.  

Slide 16 - Tekstslide

Kruistocht: gewapende strijd waar de paus het initiatief toe nam. 

Waarom initieerde de paus deze kruistochten? 

  1. Christelijk gebied terug in christelijke handen voor pelgrims.
  2. Om de macht van de kerk te vergroten. 
  3. Uitbreiding van het christendom. 

Slide 17 - Tekstslide


Waarom luisterde veel mensen naar de oproep? 

Iedere deelnemer aan de kruistocht kreeg van de paus een volle aflaat (vergeving van alle zonden). 

Slide 18 - Tekstslide

Ondanks de vele kruistochten wisten Islamitische heersers uiteindelijk de kruisvaarderstaten te veroveren. De kruistochten versterkten de tegenstellingen tussen christenen en moslims. Toch kwam het in vredestijd later tot voordelige handelscontacten en culturele uitwisselingen (numerieke stelsel, wiskunde en medische kennis).  

Economische gevolgen: West-Europeanen maken kennis met luxeproducten uit het oosten (zijde, specerijen).

Culturele gevolgen: Een hernieuwde kennismaking met de ideeen en werken uit de Oudheid (en numerieke stelsel, wiskunde en medische kennis).  

Slide 19 - Tekstslide

In de tijd van steden en staten werd de samenleving opnieuw een....
A
urbane samenleving
B
agrarische samenleving
C
agrarisch-urbane samenleving
D
moderne samenleving

Slide 20 - Quizvraag

Eén van de oorzaken van die nieuwe samenleving was...
A
urbanisatie
B
opkomende handel
C
uitbreken ziektes
D
toename macht koning

Slide 21 - Quizvraag

De economie in tijdvak 4 veranderde in een...
A
ruil economie
B
geldeconomie
C
autarkische economie
D
dalende economie

Slide 22 - Quizvraag

Doordat steden steeds zelfstandiger en vrijer werden nam de macht van de koning
A
toe
B
af

Slide 23 - Quizvraag

De investituurstrijd was een strijd tussen...
A
de paus en de vorst
B
de paus en de bisschop
C
de vorst en het volk

Slide 24 - Quizvraag

Overal dezelfde regels en wetten invoeren is een kenmerk van...
A
centralisatie
B
urbanisatie
C
individualisatie
D
zelfstandigheid

Slide 25 - Quizvraag

Welk land centraliseerde méér?
A
Bourgondië
B
Frankrijk

Slide 26 - Quizvraag

De katholieke rechtbank noemen we een...
A
Politie
B
Inquisitie
C
Transitie
D
Oppositie

Slide 27 - Quizvraag

Welke oorzaak voor de kruistochten klopt niet?
A
Propaganda vanuit de paus
B
Geloof heilige oorlog
C
Vergroten macht van de paus
D
Vergroten macht van de burgers

Slide 28 - Quizvraag

Een betrouwbare bron (afhankelijk van de onderzoeksvraag) bevraag je niet door:
A
Je af te vragen Wie de bron heeft geschreven?
B
Je af te vragen Waarom de bron is geschreven?
C
Je af te vragen Wanneer de bron is geschreven?
D
Je af te vragen of de bron in het Nederlands is?

Slide 29 - Quizvraag

  • Maak een samenvatting voor de toets.
  • Ga vast leren.
  • Oefen met examenvragen (Tijdvak 4) > VO Content > Examenkracht

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide