1. Kan je een saldibalans samenstellen nadat de proefbalans is opgesteld.
3. Kan je de kolommenbalans samenstellen.
4. Weet je uit welke onderdelen de kolommenbalans bestaat.
Slide 4 - Tekstslide
Bij de beginbalans, het journaal en de proefbalans zijn de totaaltellingen van de debet- en creditzijde gelijk!
Proefbalans
Slide 5 - Tekstslide
De saldibalans
Saldo betekent verschil. Saldi is meervoud en betekent verschillen. Met het begrip saldibalans bedoelen we de verschillen tussen de debetzijde en de creditzijde van elke afzonderlijke grootboekrekening.
Met behulp van de gegevens van de proefbalans kunnen we de saldibalans samenstellen. We moeten de debetbedragen en de creditbedragen van elkaar aftrekken.
Slide 6 - Tekstslide
Extra informatie!
Bij de beginbalans, het journaal en de proefbalans zijn de totaaltellingen van de debet- en creditzijde gelijk! En dus ook de saldibalans.
Slide 7 - Tekstslide
Eerst maak je de verlies- en winst rekening:
De saldi van de rubrieknummers 4, 8 en 9 worden overgenomen op de winst- en verliesrekening.
Kosten worden gedebiteerd
Opbrengsten worden gecrediteerd.
De debet- en creditzijde zijn in evenwicht!
Daarna maak je de eindbalans:
De saldi van de rubrieknummers 0, 1, 2 en 7 worden overgenomen op de eindbalans
Bezittingen worden gedebiteerd.
Schulden worden gecrediteerd.
Eigen vermogen bereken je als laatste en vul je dan pas in.
De debet- en creditzijde zijn in evenwicht!
Slide 8 - Tekstslide
Saldo winst/ verlies
8.. Opbrengst verkopen
8.. Inkoopwaarde verkopen -
brutowinst
4.. Bedrijfskosten -
Saldo winst debet op de W/V rekening óf
Saldo verlies credit op de W/V rekening
Nieuwe eigen vermogen berekenen:
Bezittingen (denk aan 7.. Voorraad)
Schulden -
Eigen vermogen
Eigen vermogen oud
Saldo winst +
Saldo verlies -
Prive saldo -
Prive saldo +
Eigen vermogen nieuw
Slide 9 - Tekstslide
Aan de slag!
Wat? Maak opgave R4 (Blz. 195 + 196)
Hoe? Je werkboek
Hulp? Brein, boek, buur, baas
Tijd? Tot de timer op 0 staat
Uitkomst? Je hebt geoefend met leerstof.
Klaar? Dan lees je in het theorieboek § 6.1 t/m 6.3