H1 diverse

Bedrijfseconomie
Hoofdstuk 1 diverse vragen
22 september 2022
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bedrijfseconomie
Hoofdstuk 1 diverse vragen
22 september 2022

Slide 1 - Tekstslide

Als een bedrijf wordt samengevoegd met een ander bedrijf uit dezelfde bedrijfskolom, is er sprake van:
A
Integratie
B
Differentiatie
C
Parallellisatie
D
Specialisatie

Slide 2 - Quizvraag

Als een bedrijf uit de ene bedrijfskolom een bedrijf uit een andere bedrijfskolom overneemt, is er sprake van:
A
Integratie
B
Differentiatie
C
Parallellisatie
D
Specialisatie

Slide 3 - Quizvraag

Als een bedrijf zich opsplitst in twee opeenvolgende fasen in dezelfde bedrijfskolom, is er sprake van:
A
Integratie
B
Differentiatie
C
Parallellisatie
D
Specialisatie

Slide 4 - Quizvraag

Een garage verkocht eerst auto's en deed het onderhoud van de auto's. Nu verkoopt het garagebedrijf alleen maar auto's. Dit is een vorm van:
A
Differentiatie
B
Specialisatie
C
Integratie
D
Parallellisatie

Slide 5 - Quizvraag

Een garagebedrijf haalde en bracht de klanten op voor en na een onderhoudsbeurt. Nu huren ze een taxibedrijf hiervoor.
A
Differentiatie
B
Specialisatie
C
Integratie
D
Parallellisatie

Slide 6 - Quizvraag

Een garagebedrijf verkoopt alleen auto's. Nu gaan ze ook bestelbusjes verkopen. Dit is een vorm van:
A
Differentiatie
B
Specialisatie
C
Integratie
D
Parallellisatie

Slide 7 - Quizvraag

Een supermarkt bakt voortaan zelf het brood.
Dit is een vorm van:
A
Differentiatie
B
Specialisatie
C
Integratie
D
Parallellisatie

Slide 8 - Quizvraag


Deze afbeelding noemen we een:
A
Organogram
B
Stafrelatie
C
Lijnrelatie
D
Functionele indeling

Slide 9 - Quizvraag


De directie en afdeling inkoop hebben een .... 
A
Organogram
B
Stafrelatie
C
Lijnrelatie
D
Functionele indeling

Slide 10 - Quizvraag


De stafafdeling personeelszaken en afdeling verkoop hebben een .......
A
Organogram
B
Stafrelatie
C
Lijnrelatie
D
Functionele indeling

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de nettowinst:
A
de brutowinst - de bedrijfskosten
B
de bedrijfskosten - de brutowinst
C
de brutowinst + de bedrijfskosten
D
de bedrijfskosten + de brutowinst

Slide 12 - Quizvraag

Vraag
Alfa BV verkoopt Alfa bier voor € 2 per flesje. Ze verkopen 100.000 flesjes in juli. Ze kopen de flesjes Alfa bier in voor € 1,50 per flesje. De bedrijfskosten bedragen in juli 
€ 25.000. De brutowinst in juli bedraagt:
A: €  25.000        B:  € 50.000
C: € 150.000             D: € 200.000

Slide 13 - Tekstslide

De brutowinst in augustus
van Alfa BV is:
A
€ 25.000
B
€ 50.000
C
€ 150.000
D
€ 200.000

Slide 14 - Quizvraag

Antwoord
Alfa BV verkoopt Alfa bier voor € 2 per flesje. Ze verkopen 100.000 flesjes in juli. Ze kopen de flesjes Alfa bier in voor € 1,50 per flesje. De bedrijfskosten bedragen in juli € 25.000. De brutowinst in juli bedraagt?

Antwoord: Opbrengst verkopen 100.000 x € 2 = € 200.000
Inkoopwaarde 100.000 x € 1,50 = €  150.000
Brutowinst = € 200.000- € 150.000 = € 50.000
 

Slide 15 - Tekstslide

Vraag
Beta BV verkoopt Beta bier voor € 3 per flesje. Ze verkopen 100.000 flesjes in augustus. Ze kopen de flesjes Beta bier in voor € 1,50 per flesje. De bedrijfskosten bedragen in augustus 
€ 50.000 euro. De nettowinst in augustus bedraagt:
A: €  50.000        B: 100.000
C: € 125.000             D: € 150.000

Slide 16 - Tekstslide

De nettowinst in augustus
van Beta BV is:
A
€ 50.000
B
€ 100.000
C
€ 125.000
D
€ 150.000

Slide 17 - Quizvraag

Antwoord vraag 
Beta BV verkoopt Beta bier voor € 3 per flesje. Ze verkopen 100.000 flesjes in augustus. Ze kopen de flesjes Beta bier in voor € 1,50 per flesje. De bedrijfskosten bedragen in augustus 
€ 50.000 euro. De nettowinst in augustus bedraagt:
Antwoord: Opbrengst verkopen 100.000 x € 3 = € 300.000
Inkoopwaarde 100.000 x € 1,50 = € 150.000
Brutowinst = € 300.000- € 150.000 = € 150.000
Nettowinst = brutowinst - bedrijfskosten = € 150.000 - € 50.000 = € 100.000 

Slide 18 - Tekstslide

Aan het BEGIN van de bedrijfskolom staat een bedrijf dat werkzaam is in de ..........
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 19 - Quizvraag

Een groep ongeveer dezelfde (gelijksoortige) bedrijven noem je een ....
A
Organigram
B
Bedrijfskolom
C
Bedrijfstak
D
Bedrijfsrij

Slide 20 - Quizvraag

Welke sector is "winstgevende" dienstverlening
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 21 - Quizvraag

Einde
Zijn er nog vragen?

Slide 22 - Tekstslide