B&F, technisch lezen, Station Zuid Nieuws week 1 les 3

Technisch lezen: Station Zuid
Thema Nieuws
Week 1 les 3

Doel: vloeiend lezen.
Je let op de komma, punt, vraagteken en uitroepteken

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
Technisch lezenBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Technisch lezen: Station Zuid
Thema Nieuws
Week 1 les 3

Doel: vloeiend lezen.
Je let op de komma, punt, vraagteken en uitroepteken

Slide 1 - Tekstslide

Instructie
Bij vloeiend lezen is het belangrijk dat je vlot leest, weinig fouten maakt en begrijpt wat er staat. Daarom let je op de leestekens, zoals komma's, punten, vraagtekens en uitroeptekens.
Komma's: je pauzeert even
Punt: je stem daalt
Vraagteken: je stem gaat omhoog
Uitroepteken: je zegt het met nadruk, iets harder

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Lees de tekst hard op. Lees vloeiend en let op de leestekens.

Slide 5 - Tekstslide


A
zin 1
B
zin 2
C
zin 3

Slide 6 - Quizvraag

Lees hard op voor.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Schrijf een zin op uit de tekst met een vraagteken of een uitroepteken.

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

'Joris, je licht doe het nu aan!'

Wie kan dit zeggen?
A
Politieagent
B
Moeder
C
Kind

Slide 13 - Quizvraag

'Jongeman, waarom rijd jij 's avonds zonder licht?'

Wie kan dit zeggen?
A
Politieagent
B
Moeder
C
Kind

Slide 14 - Quizvraag

'Ik ben mijn fietssleuteltje kwijt, wat stom!'

Wie kan dit zeggen?
A
Politieagent
B
Moeder
C
Kind

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Goed gewerkt
De kinderen die drie ster zijn bij Station Zuid maken ook nog de volgende oefeningen. De één en twee ster mogen kiezen of je ze wel of niet maakt. 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Welk woord past er aan vast?

ambulance
A
horloges
B
personeel
C
carrière

Slide 19 - Quizvraag

Welk woord past er aan vast?

voetbal
A
horloges
B
personeel
C
carrière

Slide 20 - Quizvraag

Welk woord past er aan vast?

voetbal
A
horloges
B
personeel
C
carrière

Slide 21 - Quizvraag

Welk woord past er aan vast?

hand
A
yoghurt
B
poeder
C
crème

Slide 22 - Quizvraag

Welk woord past er aan vast?

vanille
A
yoghurt
B
poeder
C
crème

Slide 23 - Quizvraag

Welk woord past er aan vast?

cacao
A
yoghurt
B
poeder
C
crème

Slide 24 - Quizvraag

Welk woord past er aan vast?

race
A
racket
B
scènes
C
circuit

Slide 25 - Quizvraag

Welk woord past er aan vast?

gevechts
A
racket
B
scènes
C
circuit

Slide 26 - Quizvraag

Welk woord past er aan vast?

badminton
A
racket
B
scènes
C
circuit

Slide 27 - Quizvraag

Welk woord past er aan vast?

skate
A
spoeling
B
board
C
crèche

Slide 28 - Quizvraag

Welk woord past er aan vast?

kinder
A
spoeling
B
board
C
crèche

Slide 29 - Quizvraag

Welk woord past er aan vast?

crème
A
spoeling
B
board
C
crèche

Slide 30 - Quizvraag

Lees de zinnen vloeiend en let op de leestekens.
Lees hard op. 

Slide 31 - Tekstslide

Goed gedaan! 
Succes bij de volgende les! 

Slide 32 - Tekstslide