Dag 1

Woordenschat
Vandaag leer je (nieuwe) woorden bij het thema Overtuigen.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordenschat
Vandaag leer je (nieuwe) woorden bij het thema Overtuigen.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Tekstslide

de activiteit
  • Iets waarmee je bezig bent;
  • kan een sportactiviteit zijn, maar dit hoeft niet;
  • zin: Wij hebben veel activiteiten op een dag.
  • zinSommige leerlingen houden van een sportieve activiteit, anderen houden van een creatieve activiteit.

Slide 2 - Tekstslide

het advies
  • de raad/tips die je aan iemand geeft
  • je kunt iemand om advies vragen
  • advies geven /advies vragen
  • Zin: Als ik een vraag heb over een formulier, dan vraag ik advies aan mijn ouders of mijn docent.
  • Zin: 'Ik heb (een) advies nodig',  mevrouw Astrid. 

Slide 3 - Tekstslide

allerlei
  • verschillende soorten
  •  meer dingen tegelijk
  • zin: Wij moeten vandaag allerlei opdrachten doen.
  • zin: We moeten allerlei obstakels wegnemen.
  • zin: Ik heb allerlei kleding in mijn kledingkast.

Slide 4 - Tekstslide

allereerst
  • om te beginnen
  • je zegt dit, voordat je met een ander onderwerp begint;
  • synoniem: ten eerste
  • zin: Allereerst wil ik zeggen dat jullie gisteren goed hebben gewerkt.
  • zin: Het is uw verjaardag, daarmee wil ik u allereerst hartelijk feliciteren.

Slide 5 - Tekstslide

Waar zie je:
de activiteit
A
B
C
D

Slide 6 - Quizvraag

We doen in de klas veel verschillende ..................... op een dag. Daarom zijn we natuurlijk moe aan het eind van de lesdag!

Slide 7 - Open vraag

Ik vraag mijn buurman vaak .............. omdat hij heel slim is en dan is het handig om zijn tip op te volgen.

Slide 8 - Open vraag

Welk advies geeft jouw moeder je weleens?

Slide 9 - Open vraag

Wat betekent:
allerlei
A
veel verschillende
B
dingen
C
al het eten
D
als eerste

Slide 10 - Quizvraag

Op haar verjaardag kreeg ze ............ verschillende taarten, er was er geen een hetzelfde.

Slide 11 - Open vraag

Wat zou je vandaag graag het ................. willen doen? En dan daarna de dingen die ook nog gedaan moeten worden.

Slide 12 - Open vraag

Wat betekent:
Allereerst ga ik even afwassen en daarna kan ik koken.
A
Ik ga afwassen en koken.
B
Voordat ik kan koken ga ik afwassen.
C
Ik vind het belangrijk om af te wassen en dan te koken.
D
De afwas doe ik altijd voordat ik ga koken.

Slide 13 - Quizvraag

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met twee van deze woorden:
het advies
allereerst
allerlei
de activiteit



Slide 14 - Tekstslide