Kernenergie wordt gemaakt door de kernen van atomen te splijten in een kerncentrale. Als je de kern van een atoom splijt komt er heel veel warmte (energie) vrij. Die warmte gebruik je om water te verwarmen. Bij de kernreactor waar de atomen worden gespleten bevindt zich een warmtewisselaar. De hitte van de kernreactor wordt hierin afgegeven aan water. Dit water wordt zo heet dat het in stoom verandert (in de stoomgenerator). Met deze stoom zet men grote turbines in beweging. De turbines drijven generatoren aan. Die generatoren maken elektriciteit. In de condensator wordt de overgebleven hete stoom weer gekoeld tot water, dat weer teruggevoerd wordt naar de stoomgenerator.