H3b 27-10-2021, start hfst 2 ontleden, les 1

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Herzlich Willkommen

beim Deutschunterricht

Regeln in der Klasse

• Luister naar elkaar! Als er iemand praat, is de rest stil.
• Geen mobiele telefoon
• Respect voor elkaar, geen gescheld/geduw
• Altijd laptop meenemen
• Tas, naast jou op de grond
• Voeten op de grond

der Anfang

• Je maakt kennis met de onderwerpen in hoofdstuk 2
• Je leert zinsdelen in een Duitse zin herkennen:
  onderwerp, persoonsvorm en gezegde en lijdend voorwerp.

Was machen wir heute?

• Bekijken belangrijkste onderdelen in het boek.
• Uitleg over 1e naamval en 4de naamval.
• Oefenen met ontleden van zinnen.

Ontleden?

Verschil NL -D

Naamvallen, 1e, 3de, 4de

Waar staan de naamvallen ook alweer voor?
Waar staat de eerste naamval voor?

1. gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

Waar staan de naamvallen ook alweer voor?
Waar staat de vierde naamval voor?

1. gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

Waar staan de naamvallen ook alweer voor?
Waar staat de derde naamval voor?

1. gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

Beispiel

                                                               Ich liebe dich

liebe = persoonsvorm = pv

Ich = onderwerp = o+1

dich = lijdend voorwerp = lv+4

Ich liebe dich

O+1  pv     lv+4

Was ist ein Personalpronomen?

1. een werkwoord
2. een bijvoeglijk naamwoord
3. een persoonlijk voornaamwoord
4. een bezittelijk voornaamwoord

Welke zijn de persoonlijk voornaamwoorden in het Duits?
(in de 1. Naamval)

1. ich, du, er, sie, es, wir ihr, sie/Sie
2. mein, dein, sein, ihr, unser, euer, ihr/Ihr
3. der, die, das, die
4. bin, bist, ist, sind, seid, sind

Bij welk persoonlijk voornaamwoord past dit vervoegde werkwoord:
.......... wohnen

1. wir
2. es
3. sie/Sie
4. ich

Ich komme dann nachmittags zu ihr.

ihr kun je vervangen door:

1. dem Jungen
2. den Trainer
3. der Oma
4. die Kinder

Vul de juiste vorm van het persoonlijk voornaamwoord in
Ich kaufe …….. (voor hem) ein T-Shirt.

1. er
2. ihn
3. ihm

Welk persoonlijk voornaamwoord is goed:
Sie kann ihn/er nicht leiden.

1. ihn
2. er

Das Kind fährt ein Fahrrad.

Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je
"das Kind" vervangen?

1. er
2. sie
3. es

In de zin:
'Ich schicke dir einen Brief'
is het woordje 'dir' :

1. bezittelijk voornaamwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. persoonlijk voornaamwoord
4. lidwoord

De persoonlijke voornaamwoorden in de 1e en 4e nv ......

1. Dat kan ik: makkie!
2. Daar kom ik wel uit
3. Dat vind ik lastig, ik ga oefenen
4. Nee, daar heb ik hulp bij nodig

Was habt ihr gelernt?

• Je kunt in een zin de 1e en de 4de naamval bepalen. 

Afsluiting

Habt ihr noch Fragen?

Als de timer loopt, kunnen jullie inpakken.

Bis zum nächsten Mal