klas 1 OOH, 1.5 spelling, pvtt, einde van een zin

1.5 Spelling
- pv in de tegenwoordige tijd (tt)
- wel of geen -t?
- het einde van een zin
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

1.5 Spelling
- pv in de tegenwoordige tijd (tt)
- wel of geen -t?
- het einde van een zin

Slide 1 - Tekstslide

Schrijf de ik-vorm, de hij-vorm en de wij-vorm op van het werkwoord lopen.

Slide 2 - Open vraag

Wat kan ik straks?
De tegenwoordige tijd van een werkwoord spellen.
Leestekens gebruiken
De stam van een werkwoord herkennen
De ik-vorm herkennen en schrijven
Leestekens toepassen zoals;
- een punt 
- een vraagteken 
- een uitroepteken

Slide 3 - Tekstslide

pv in de tegenwoordige tijd
In de tegenwoordige tijd zijn de stam en de ik-vorm bijna altijd gelijk. (dus niet altijd)
Bij je/hij/zij/het/men komt er een -t achter de stam. Als je/jij achter het ww staat dan niet.
Bij wij/jullie/zij gebruik je altijd het hele werkwoord.


hele ww
ik
jij/hij/zij/het/ men
wij/jullie/zij
werken
werk
werkt
werken
lachen
lach
lacht
lachen
durven
durf
durft
durven

Slide 4 - Tekstslide

Wel of geen -t?
Geen -t:
- als ik bij de pv staat:
ik spring
-  als jij/je achter de pv staat:
spring je/jij?
- bij een bevel:
spring!

Met -t:

- als je/jij of hij/zij/het/men bij de pv staat

Slide 5 - Tekstslide

Leestekens
Een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een leesteken. Dit kan zijn:

- een punt                              Daar loopt een hond.
- een uitroepteken             Kijk uit voor de hond!
- een vraagteken                 Is dat een hond?

Slide 6 - Tekstslide

Maak een korte zin die eindigt op een punt.

Slide 7 - Open vraag

Maak een korte zin die eindigt met een vraagteken.

Slide 8 - Open vraag

Maak een korte zin die eindigt met een uitroepteken.

Slide 9 - Open vraag

Wat kan ik nu?
Ik kan nu....

De tegenwoordige tijd van een werkwoord spellen.
Leestekens gebruiken
De stam van een werkwoord herkennen
De ik-vorm herkennen en schrijven
Leestekens toepassen zoals;
- een punt 
- een vraagteken 
- een uitroepteken

Slide 10 - Tekstslide