Tegenwoordige tijd van werkwoorden
De persoonsvorm tegenwoordige tijd heeft
twee vormen:
1. De stam
Deze gebruik je:
- Bij ik -> ik loop, ik ren, ik ga
- Bij je of jij achter de persoonsvorm -> loop je?, ren je?, ga je?
LET OP! Je moet je in jij kunnen veranderen!
- Bij de gebiedende wijs -> Loop!, Ren!, Ga!
2. Stam + t
Deze gebruik je:
- Bij je of jij voor de persoonsvorm -> je/jij loopt, je/jij loopt, je/jij gaat
- Bij hij -> hij loopt, hij rent, hij gaat