meervoud 3.12

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolPraktijkonderwijsGroep 6Leerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

doel van deze les A2
Ik kan meervoud maken met - en en -es (2.12) en uitzonderingen. (2.13) 
(MEERVOUD = niet 1, maar 2 of meer )
 Ik kan ook meervoud maken met 's (3.12)

Slide 2 - Tekstslide

eerst een paar vragen.....
wat weet je het nog?

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het meervoud van plant?
1 plant, 2.........
A
plants
B
plantes
C
planten
D
plantens

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het meervoud van tijd?
1 tijd, 2 ........
A
tijdens
B
tijds
C
tijds
D
tijden

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het meervoud van boek?
1 boek, 2.........
A
boeks
B
boeken
C
boekes
D
boekt

Slide 6 - Quizvraag

regel1:Dus: boeken, tijden, planten.....
Wat is dus de regel voor meervoud?

Slide 7 - Open vraag

de regel(1):
Meestal komt er: - en achter het woord als je meervoud maakt.
Dat is simpel!
Let wel op de spelling van lange en korte klank - woorden : boom - bomen/ roos - rozen/ bos - bossen/ golf - golven!!!

Slide 8 - Tekstslide

de tweede regel....
weer eerst een paar vragen:

Slide 9 - Tekstslide

meervoud van meisje?

Slide 10 - Open vraag

meervoud van vinger?

Slide 11 - Open vraag

meervoud van tafel?

Slide 12 - Open vraag

regel 2:meervoud : meisjes/ tafels/jongens/vakanties/ vingers....dus de regel is?

Slide 13 - Open vraag

de regel (2):
Na  - je/ - el / -en / -er/ - ie
zet je een S achter het woord om meervoud te maken

Slide 14 - Tekstslide

meervoud van ei, koe, stad

Slide 15 - Woordweb

meervoud van : kind, gat, glas

Slide 16 - Woordweb

Ik het meisje gesproken.
Ik heb de meisjes gesproken.
Wat is het lidwoord bij meervoud?

Slide 17 - Open vraag

Samenvatting:
Meervoud:
1) Meestal   - en achter het woord 
2) Na -e, -el, -er, -en op -s
en 3)  de onregelmatige leer je uit je hoofd. (2.13)
Je moet ook letten op de spelling!
HET LIDWOORD BIJ MEERVOUD IS 'DE'

Slide 18 - Tekstslide

de derde manier van meervoud
weet je het al?

Slide 19 - Tekstslide

meervoud van taxi:
A
taxies
B
taxis
C
taxien
D
taxi's

Slide 20 - Quizvraag

meervoud van oma?
A
omas
B
omie
C
omaen
D
oma's

Slide 21 - Quizvraag

meervoud van baby?
A
babies
B
baby's
C
babys
D
balen

Slide 22 - Quizvraag

Tekst
een -'s komt na woorden met aan het einde........(welke letters?)

Slide 23 - Woordweb

meervoud op -s
meervoud op -en
meervoud op 's
lepel
kleur
tekst
bloem
beest
broer
emmer
pasje
pyama
oma
paraplu
hobby
auto
gang

Slide 24 - Sleepvraag

regel 3:een -'s komt na:
-a
-o
-u
-i
-y

Slide 25 - Tekstslide

dus eigenlijk na alle klinkers
behalve de -e
want die zit al bij regel 2....

Slide 26 - Tekstslide

dus?

Slide 27 - Tekstslide

meervoud maak je 
     1) - en achter het woord (meestal)
2) -s achter woorden die eindigen op: - je/ - el / -en / -er/ - ie
3) 's achter woorden die eindigen op: -a / -o / -u / -y
4) Uitzonderingen (blz ??)
HET LIDWOORD BIJ MEERVOUD IS 'DE'

Slide 28 - Tekstslide