Stoornissen Psychiatrie algemeen MZ

Vandaag 
DSM V
Bipolaire stoornis 
Psychose
Persoonlijkheidsstoornis
Borderline




1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 40 slides, met tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Vandaag 
DSM V
Bipolaire stoornis 
Psychose
Persoonlijkheidsstoornis
Borderline




Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DSM 5
DSM staat voor Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders: het diagnostisch en statistisch handboek van psychiatrische aandoeningen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pyschiatrische stoornissen 
• Mensen met stemmingsstoornissen (depressie - manische depressie)
• Mensen met angststoornissen (paniekstoornis, sociale fobie)
• Mensen met neurocognitieve stoornissen (autismespectrumstoornis)
• Mensen met een psychotische stoornis (psychose, schizofrenie)
• Mensen met persoonlijkheidsstoornissen (narcistische ps., antisociale ps., theatrale ps., afhankelijke ps. etc.)
• Mensen met somatoforme stoornissen (hypochondrie, somatisatiestoornis etc.)
• Chronische psychiatrische cliënten (cliënten met aanhoudende stoornissen)
• Mensen met een middelen gerelateerde en verslavingsstoornis (stoornis in alcoholgebruik).

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indeling 
Contact en aandachtsproblemen--> ADHD en Autisme
Angst en dwanggevoelens--> angststoornis en dwangstoornis
Psychose gevoelens--> bipolaire stoornis en psychose
Relatie en persoonlijkheid --> borderline en persoonlijkheidsstoornis
Negatieve stemming--> depressie
Traumatische ervaring--> PTTS

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bipolaire stoornis 
Bij een bipolaire stoornis heb je  manische en depressieve periodes. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Perioden
    In een manische periode persoon veel opgewekter, actiever en zelfverzekerder dan je gewend bent. Of voelt zich opgejaagd, doet dingen zonder er goed over na te denken en wordt sneller boos dan normaal.
    In een depressieve periode ben je somber en passief. Voelt iemand  zich waardeloos en heeft geen energie om dingen te doen.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Type 1 en Type 2 
Bij bipolaire stoornis type 1 heb je minimaal één keer een manische en meestal ook een depressieve fase gehad. Ook als je alleen één of meerdere manische fases hebt gehad wordt dat een bipolaire stoornis type 1 genoemd.

 

Sommige mensen hebben een lichte vorm van een manie: een hypomanische fase. Bij een hypomanie zijn je klachten minder erg en heb je geen grote problemen in je dagelijks leven. 

Maar je omgeving ziet wel een verschil met hoe je normaal gesproken bent. Als mensen alleen hypomanische en depressieve fases hebben, dan wordt dit bipolaire stoornis type 2 genoemd.

Slide 8 - Tekstslide

anneer mensen minimaal vier (hypo)manische of depressieve fases in een jaar hebben, dan wordt dit ‘rapid cycling’ (snelle wisseling) genoemd.
Oorzaak 
Over de oorzaken van de bipolaire stoornis is nog veel onbekend. Een bipolaire stoornis kan erfelijk zijn.
 Als een van je ouders deze stoornis heeft, is de kans 10% tot 15% dat jij ook stemmingsklachten krijgt. 
Toch zijn er ook veel mensen met een bipolaire stoornis terwijl deze aandoening niet in hun familie voorkomt. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Triggers
Er kunnen ook bepaalde dingen zijn die een manische of depressieve fase uitlokken. 
Bijvoorbeeld een gebrek aan slaap, het gebruik van drugs, of veel stress door een heftige gebeurtenis. 
Of problemen in je relatie of op je werk, het overlijden van een dierbare. 
Maar een belangrijke positieve gebeurtenis kan ook een manische of depressieve fase uitlokken, zoals een nieuwe baan, een verhuizing of de geboorte van een kind. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld 
Jan-Kees 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Behandeling
Voor de behandeling -->  psychiater.

 
Medicijnen kunnen de klachten verminderen en voorkomen dat de klachten terugkomen.
(Lithium)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen van een bipolaire stoornis
Iets begrijpen: je kunt moeite hebben om je aandacht ergens bij te houden. Dingen plannen, leren en onthouden kan dan ook lastig zijn.  
• Jezelf verzorgen: in een depressieve of manische fase kun je niet altijd goed voor jezelf zorgen. Je eet dan bijvoorbeeld minder goed, poetst je tanden niet of gaat minder vaak onder de douche. 
Dagelijkse activiteiten: je stemming en energie kan enorm wisselen, dat kan voor problemen zorgen op je werk, studie of in relaties. Bijvoorbeeld omdat je je vaak ziek meldt, of omdat je collega’s niet goed weten hoe ermee om te gaan. 

Slide 13 - Tekstslide

Gevolgen van een bipolaire stoornis
Een bipolaire stoornis kan leiden tot problemen met je werk, studie, relatie, vrienden en geld. Niet elke persoon met een bipolaire stoornis heeft ernstige klachten. De ene persoon heeft er meer last van dan de andere.
• Iets begrijpen: je kunt moeite hebben om je aandacht ergens bij te houden. Dingen plannen, leren en onthouden kan dan ook lastig zijn.
• Jezelf verplaatsen: tijdens een depressie let je vaak minder op. Tijdens een manie kun je sneller afgeleid zijn of dingen doen zonder er goed over na te denken. Door sommige medicijnen kun je bovendien slaperig worden. Het is dan verstandig om tijdelijk geen auto te rijden of in elk geval extra goed op te letten en voorzichtig te rijden.
• Jezelf verzorgen: in een depressieve of manische fase kun je niet altijd goed voor jezelf zorgen. Je eet dan bijvoorbeeld minder goed, poetst je tanden niet of gaat minder vaak onder de douche.
• Omgaan met anderen: je bent prikkelbaar en kunt snel boos worden op mensen en ruzie krijgen. Ook heb je het gevoel dat anderen je niet begrijpen, of dat ze je in de steek laten. Een manie of depressie is ook moeilijk te begrijpen voor anderen, omdat het zo anders is dan de gewone stemmingen die iedereen wel eens heeft. Daardoor kun je je eenzaam gaan voelen.
• Dagelijkse activiteiten: je stemming en energie kan enorm wisselen, dat kan voor problemen zorgen op je werk, studie of in relaties. Bijvoorbeeld omdat je je vaak ziek meldt, of omdat je collega’s niet goed weten hoe ermee om te gaan.
• Meedoen aan de wereld: door je stoornis kun je allerlei problemen krijgen op je werk, in relaties of met geld. Dat maakt meedoen aan de wereld lastig. Ook als je bang bent om weer depressief of manisch te worden, kun je dingen uit de weg gaan.

Begeleiding 

  •     Wees concreet, benoem dingen duidelijk en gebruik geen ‘bedekte termen’, metaforen, dubbele ontkenningen of spreekwoorden, stel concrete vragen en vraag door.
  •     Visuele hulpmiddelen, werkboeken, zelfgemaakte tekeningen geven houvast en structuur aan de sessies.
  •     Maak gebruik van non-verbale oefeningen, samen doen in plaats van praten over.
  •        Houd rekening met de mate van autonomie. Mogelijkheden tot organiseren, plannen en het probleemoplossend vermogen zijn beperkt. Teveel autonomie verwachten zal de psychische problemen versterken. Tegelijkertijd zal het bevorderen van autonomie, daar waar het mogelijk is, het welbevinden verbeteren.
  •     Pas het tempo aan, neem kleine stapjes en wees altijd bereid om te herhalen.
  •         Probeer faalervaringen te minimaliseren, maak doelen concreet en haalbaar.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Psychose 
Bij een psychose leef je in een toestand waarbij je het contact met de werkelijkheid verliest. Je leeft dan in een eigen werkelijkheid die tijdens de psychose heel echt lijkt. Een psychose is een mix van allerlei kenmerken en is verschillend bij mensen.
Dat kunnen bijvoorbeeld wanen, hallucinaties of stemmen zijn

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Psychose
  • Door een psychose de wereld om de zv heen vermengt met   een eigen fantasiewereld
  • Postieve symptomen
  • Negatieve syptomen
  • Het leven van iemand met schizofrenie bestaat uit verschillende periodes.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Na een psychose kan men last houden van:
  • moeheid en leeg voelen ,
  • moeilijk tot een activiteit komen ,
  • langzamer denken en bewegen,
  • minder gevoelens hebben, 
  • minder vrolijk of juist verdrietig voelen

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hallucineren 
Je hoort, ziet, ruikt of voelt dingen die er niet zijn. Bij de meeste mensen uit een psychose zich in het horen van stemmen. Je hoort dan iets wat je niet kunt plaatsen. Bij een lichte psychose kun je je daardoor onrustig of verward voelen en je hebt een angstig gevoel, omdat je dingen hoort die heel raar of naar zijn. Soms kan het zo zijn dat de stem je een opdracht geeft om iets te doen. Je kunt dit vergelijken met dromen: wat je hoort of ziet is onbegrijpelijk maar ook niet te beïnvloeden.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanen 
je hebt een sterke overtuiging die niet overeenkomt met de werkelijkheid. Bij hallucinaties gaat het over je zintuigen, bij wanen gaat het over gedachten. Je kunt hele onrealistische wanen hebben, maar soms zijn je wanen ook moeilijk vast te stellen. Er zijn veel verschillende soorten wanen, zoals bijvoorbeeld:
Je bent paranoïde en hebt het gevoel dat je constant achtervolgd wordt of dat men een complot tegen je heeft gesmeed.
Je bent ervan overtuigd dat je iemand anders bent dan je echt bent, bijvoorbeeld het idee dat je minister-president bent of een belangrijke profeet.
Je hebt religieuze wanen en krijgt bijvoorbeeld de indruk dat God je vraagt allerlei vreemde dingen te doen.
Je bent ervan overtuigd dat berichten op radio of televisie speciaal voor jou bedoeld zijn.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaak
Is niet bekend hoe een psychose wordt veroorzaakt. 
Genetisch, erfelijkheid.
De kans is groter als een familielid dit ook heeft. 
Periode met stress, weinig slaap, trauma, 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Behandeling
  • medicatie ( antipsychotica) --> vaak pas na een paar dagen treedt er verandering op.
  • een gunstige omgeving
  • regelmatig leven, stress vermijden

psychotherapie
cognitieve gedragstherapie

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zorgproblemen
- zv denkt dat hij niet ziek is, en neemt medicatie niet in.
- zv denkt dat hij vergift wordt en wil niet eten en drinken.
- wat je zegt kan alles over komen bij de zv.
- inactiviteit zelfzorg 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begeleiding
vroeg interventie (voortekenen leren zien bij de client)
medicatie trouw
goede slaap
Begeleiding dagelijks leven 
stoppen met alcohol, drugs (als dit een trigger is)
leren omgaan met emoties en stress
gezondleven (bewegen, sporten ect) 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Benadering
- neutrale benadering, niet zomaar hard lachen en voorbij lopen
- ga niet mee in de waan. 
- biedt hulp waar nodig, 
- schakel arts in indien nodig. 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schizofrenie en psychoses
De term ‘schizofrenie’ wordt in ons dagelijks leven soms gebruikt. Vaak denken mensen dat iemand met schizofrenie een gespleten persoonlijkheid heeft. Dat is niet het geval. Iemand met een gespleten persoonlijkheid heeft een ‘meervoudige persoonlijkheidsstoornis’. Er wordt veel gediscussieerd over het gebruik van de term schizofrenie. 

Slide 26 - Tekstslide

Het benoemen dat iemand psychosegevoelig is, of een ‘psychotische stoornis’ heeft is voor ons genoeg.
rollenspel
1; client
2. verzorgende
3. stem achter de client
De cliënt heeft hallucinaties en reageert op de stem in zijn hoofd. De stem is de persoon achter de cliënt. 
Deze krijgt op een kaartje met een begin zin, je verzint zelf verder

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onstaan van persoonlijkheidsstoorins
Het ontstaan van een persoonlijkheidsstoornis heeft te maken met erfelijkheid, aanleg en omgevingsfactoren. Je aanleg en wat je leert van anderen bepaalt namelijk hoe je omgaat met je gevoelens en emoties. Dit heeft weer invloed op hoe jij met bepaalde situaties omgaat. Bovendien wordt de kans op een persoonlijkheidsstoornis vergroot als je als kind veel stressvolle en ingrijpende gebeurtenissen hebt meegemaakt.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijkheidsstoornis cluster A 
Paranoïde persoonlijkheidsstoornis:
wantrouwen, achterdochtig, negatieve gedachten
Schizoïde persoonlijkheidsstoornis:
afstandelijkheid, veel tijd alleen doorbrengen, emoties vervlakt
Schizotypische persoonlijkheidsstoornis:
ongemakkelijk gevoel in relaties, wantrouwt iedereen, gedrag is excentriek. 

Slide 29 - Tekstslide

Mensen met een persoonlijkheidsstoornis uit cluster A worden vaak omschreven als ‘excentriek’ en ‘anders’. Soms hebben mensen met deze persoonlijkheidsstoornissen ook last van wanen of hallucinaties. Daarnaast leven deze mensen geïsoleerd en komen ze chaotisch of verward over. Cluster A bestaat uit drie
Paranoïde persoonlijkheidsstoornis. Wanneer je een paranoïde persoonlijkheidsstoornis hebt, wantrouw je bijna iedereen. Je bent achterdochtig, hebt vaak last van negatieve gedachten en hebt weinig contact met andere mensen. Je denkt dat andere mensen het slecht met je voor hebben.
Schizoïde persoonlijkheidsstoornis. Mensen met een schizoïde persoonlijkheidsstoornis zijn vaak erg afstandelijk. Je brengt het liefst veel tijd alleen door en beleeft aan weinig dingen plezier. Ook zijn je emoties een beetje vervlakt, je bent nooit echt blij of verdrietig.
Schizotypische persoonlijkheidsstoornis. Wanneer je last hebt van een schizotypische persoonlijkheidsstoornis heb je altijd een ongemakkelijk gevoel in relaties. Je wantrouwt iedereen en je voelt je erg ongemakkelijk tussen andere mensen. Het gedrag dat je vertoont is excentriek en je hebt een merkwaardige manier van denken en praten. persoonlijkheidsstoornissen:
Persoonlijkheidsstoornis cluster B
Borderline persoonlijkheidsstoornis:
onevenwichtigheid, gevoelig voor afwijzing
Antisociale persoonlijksheidstoornis:
geen respect voor de rechten van anderen, rekening houden met anderen is lastig 
Histrionische persoonlijkheidsstoornis:
theatrale ook wel genoemd, veel aandacht vragen, middelpunt van belangstelling, 

Narcistische persoonlijkheidsstoornis :
 je vindt je zelf heel belangrijk, wilt graag bewonderd worden, je hebt geen zwakheden, tekortkomingen ect 

Slide 30 - Tekstslide

Mensen met een persoonlijkheidsstoornis in cluster B zijn vaak impulsief en vinden het vaak lastig om hun emoties onder controle te houden. Cluster B bestaat uit vier verschillende persoonlijkheidsstoornissen:
Persoonlijkheidsstoornis cluster C
Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis:
onderdanigheid, aanklampend gedrag, niet alleen dingen doen, weinig zelfvertrouwen
Dwangmatige compulsieve persoonlijkheidsstoornis:
patroon alles onder controle houden, tellen, van slag raken.
Vermijdende persoonlijkheidsstoornis:
geremd in sociale contacten, gevoelig voor oordeel van anderen, bang dat je afgewezen wordt. 

Slide 31 - Tekstslide

Mensen met een persoonlijkheidsstoornis uit cluster C zijn vaak erg bang. Ze zijn bang om mensen te verliezen en vinden het (daarom) lastig om relaties aan te gaan. Ook vermijden ze graag ruzie
Borderline
Borderline wordt gekenmerkt door stemmingswisselingen en impulsief gedrag. 

Daarnaast kunnen zich vele andere psychise symptomen voordoen.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken 
  • Individuele kwetsbaarheid
  • Levensgebeurtenissen/ maatschappelijk omstandigheden
  • Geslacht en leeftijd
  • Omgeving
  • Aanleg
  • Er is niet 1 factor dat leidt tot ontstaan van borderline maar  werken op elkaar in

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Symptomen
  • Snelle wisseling van gedrag en stemming
  • Onvoorspelbaar in stemming/humeur
  • Impulsief (geld verkwisten, sex, misbruik, genotsmiddelen en eetbuien)
  • Onvoorspelbaarheid in handelen
  • Zeer afhankelijk van anderen
  • Bang om in de steek gelaten te worden


Slide 34 - Tekstslide

ook uitspelen van anderen is iets wat bij deze stoornis voor kan komen. 

Ingewikkeld gedragspatroon
  • Ziekelijke angst op verlaten te worden
  • Voortdurende wisseling van relaties (ideaal of afstoten)
  • Creeëren van een stoer zelfbeeld
  • Impulsief gedrag
  • Automutilatie (zelfbeschadiging)


Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omgaan met mensen met borderline stoornis
-Niet direct vriendschappelijke banden aangaan,
- professionele afstand bewaren
-Klachten serieus nemen, maar niet te uitgebreid op ingaan
-Complimenten geven
-Regels hanteren, 
-     discussie vermijden
- iedereen op 1 lijn zitten 






Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Behandelingsmogelijkheden bij Borderline
  • Mediactie: antipyschotica, antidepressiva, sedativa


  • Behandeling kan zich richten op het beter leren omgaan met Borderline


  • Behandeling kan zich ook richten op bepaalde symptomen zoals training in sociale vaardigheden

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Video

Deze slide heeft geen instructies

laat eigen irritaties zo min mogelijk zien
maak geen afspraken die je niet kan nakomen.
Houden aan de vaste afspraken
Vragen bij anderen of er iets veranderd is
Eigen grenzen stellen.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Link

Deze slide heeft geen instructies