Les 1 Vitale functies

Vitale functies
1 / 62
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingBeroepsopleiding

In deze les zitten 62 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vitale functies

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  1. Aan het einde van de les kunnen jullie de vitale functies benoemen
  2. Aan het einde van de les kan je vertellen hoe je de vitale functies kunt meten
  3. Aan het einde van de les kan je vertellen waarom je de vitale functies moet meten

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al van vitale functies?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vitale functies
Bewustzijn
(Disability)
Ademhaling
(Breathing)
Circulatie
(Circulation)
Temperatuur
(Exposure)
Luchtweg
(Airway)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat kun je allemaal meten
ten aanzien van de vitale functies?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Meten van vitale functies:

  • Ademhaling en saturatie
  • Bloeddruk en pols
  • Bewustzijn en temperatuur

  • Vitale functies zijn de essentiële lichaamsfuncties voor een mens om te blijven leven

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de drie vitale functie?
A
Ademhaling, circulatie en bewustzijn
B
Ademfrequentie, bloeddruk en AVPU
C
Ademhaling, saturatie en bewustzijn

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom zijn vitale functies belangrijk?
Vitale functies zijn belangrijk omdat ze ons inzicht geven in de gezondheidstoestand van een persoon. Afwijkingen in vitale functies kunnen wijzen op onderliggende problemen.

Slide 9 - Tekstslide

Beschrijf waarom het belangrijk is om de vitale functies in de gaten te houden.
Wat moet je als zorgverlener weten:

  • Wat zijn de vitale functies;
  • Wat zijn normale waarden van vitale functies 
  • Hoe verloopt de procedure bij herkenning van bedreigde vitale functies.  

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Observeren / Vitale functies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vitale functies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Scoresysteem

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloeddruk
  • Bovendruk (systole): druk in de bloedvaten als het hart samentrekt/ druk in de slagaders als het bloed in de aorta pompen
  • Onderdruk (diastole): druk in de slagaders als het hart zich ontspant.
  • Weergeven in mm Hg = millimeter kwik
  • RR (Riva Rochy) of tensiepen.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Waarden

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verhoogt lage of hoge bloeddruk de kans op een hartinfarct?
hoog
laag

Slide 17 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor effect heeft adrenaline op de hartslag en de bloeddruk?
A
De hartslag daalt, bloeddruk neemt toe
B
De hartslag en bloeddruk nemen toe
C
De hartslag neemt toe, bloeddruk daalt
D
De hartslag en de bloeddruk dalen

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heeft iemand die regelmatig eventjes duizelig wordt als hij uit bed stapt last van lage of hoge bloeddruk?
A
lage bloeddruk
B
hoge bloeddruk

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door veroudering van de bloedvaten worden deze
A
Elastischer en wordt de bloeddruk hoger
B
Elastischer en wordt de bloeddruk lager
C
Minder elastisch en wordt de bloeddruk lager
D
Minder elastisch en wordt de bloeddruk hoger

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De bloeddruk kan beïnvloedt worden door:
A
(In)spanningen
B
Bloedingen
C
Weerstand van de vaten
D
Medicatie

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is diastolische druk ?
A
Onderdruk
B
druk in de ontspanningsfase v/h hart
C
bovendruk
D
druk in de spanningsfase v/h hart

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is hypertensie

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke arm mag je geen bloeddruk meten?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat kunnen we doen bij een hoge bloeddruk:

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke aspecten: 

  • Zorg ervoor dat de cliënt de arm zo houdt dat het midden van het manchet zich ter hoogte van het midden van het borstbeen bevindt;
  • Bij het missen van een waarde, wacht voor de nieuwe meting 1 tot 2 minuten; 
  • Meet geen bloeddruk aan een gewonde of oedemateus arm, een verlamde arm (bijvoorbeeld bij CVA) of een arm waar een infuus in zit; 

  • De systolische druk kan worden bepaald door de waarde op de manometer af te lezen bij het horen van de eerste toon en diastolische druk kan worden bepaald door de waarde op de manometer af te lezen op het moment waarop de harttonen verdwijnen

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

zelfstandig oefenen

- ga oefenen met z'n tweeën. 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

pols tellen
hartfrequentie en slagkracht
van het hart

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pols tellen: wat observeer je?
  • Frequentie (60 - 100 x per minuut)
  • Gelijkmatigheid
  • Ritme, regelmaat
  • Spanning en volume (vulling)

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beoordelen hartslag
Hartfrequentie

De hartfrequentie wordt uitgedrukt in aantal hartslagen per minuut.

Normaalwaarde tussen de 60 en 100 slagen per minuut.

hartfrequentie <60 per minuut wordt een bradycardie genoemd
hartfrequentie >100 per minuut wordt tachycardie genoemd


Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afwijkende hartslag
Verhoogde hartfrequentie: tachycardie
  • Emoties, koorts, 
  • bloedingen, 
  • hartafwijkingen, 
  • medicatiegebruik


Verlaagde hartfrequentie: bradycardie
  • Conditie, 
  • slaap, 
  • een hersenaandoening,
  •  hartafwijkingen, 
  • medicatiegebruik


Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je nodig voor het tellen van de pols?
Polsteller
Klok
Pen en papier
Hoe lang moet je de pols 
tellen?




Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ga nu bij elkaar de pols tellen en noteer de gevonden waardes
timer
10:00

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De juiste wijze van registratie:

naw-gegevens
datum van vandaag
uitslag
-----------------------------------------------------------------------

P 80 sl/m        =    Pols 80 slagen per minuut

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Observatie van de ademhaling

  • Frequentie
  • Diepte 
  • Ritme / regelmatig
  • Geluid
  • Pijn



Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ademhalingsfrequentie
Normale ah 12-20 p/m

AH onder de 12 = Bradypneu (te langzaam)
AH boven de 20 = Tachypneu (te snel)
Apneu = niet ademen


Saturatie = zuurstofgehalte in het bloed

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

saturatie
De hoeveelheid zuurstof in je bloed wordt saturatie genoemd. 

Saturatie wordt uitgedrukt in een percentage, omdat het aangeeft hoeveel procent van de hemoglobine in de rode bloedcellen zuurstof aan zich heeft gebonden.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is saturatie in bloed?
Het zuurstofgehalte in Saturatie wordt met een percentage aangegeven, omdat het meet hoeveel procent van het hemoglobine zich in de rode bloedcellen heeft gebonden. In een gezonde toestand wordt een saturatiewaarde tussen de 95% en 100% gehanteerd.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Door ijzer in hemoglobine krijgt bloed zijn rode kleur. 
De verbinding van hemoglobine met zuurstofmoleculen geeft een andere kleur rood dan wanneer er geen zuurstofmoleculen zijn gebonden.

 Hierdoor kan nauwkeurig bepaald worden in welke mate de hemoglobine aan zuurstof gebonden is.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zuurstof meten door infraroodstraling
De saturatiemeter is een klein apparaatje dat door middel van infraroodstralen op de bloedvaatjes (doorgaans de vingertop) de verschillen in de rode kleuren kan waarnemen. De weerkaatste infraroodstralen verschillen van de uitgezonden infraroodstralen.

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Met behulp van een bloedgasonderzoek kun je het zuurstofgehalte in je bloed meten. 
Hiervoor moet er via een prik bloed worden afgenomen uit je slagader. Het voordeel is dat deze meting heel betrouwbaar is. 
Het nadeel is dat het prikken 
niet altijd mogelijk is.

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afwijkingen met saturatiemeter?
Beweging, koude vingers, bloedarmoede, kunstnagels en een onregelmatig hartritme 

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Saturatiewaarden
  • Normaal 96 - 100%
  • Bij COPD, hartfalen: 92 - 100%
  • wat hebben jullie? en wat doet zuurstof?

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

9 vitale functies
De temperatuur wordt geregeld in de hersenen (hypothalamus)...
  • sensoren in het lichaam geven de temperatuur door
  • wordt het te warm, zet het brein het koelsysteem in
  • wordt het te koud, zet het brein het warmtesysteem in
hypothalamus

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

9 vitale functies
De lichaamstemperatuur schommelt over de dag...
's ochtends laag
's middags hoog

word bepaald door :
  • hormonen
  • gewicht 
  • klimaat
  • de aanwezigheid van ziekteverwekkers

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

9.4 observaties van de lichaamstemperatuur
Factoren die van invloed zijn op de lichaamstemperatuur...
  • het klimaat en hoe je gekleed bent
  • fysieke inspanningen
  • breinfunctie instelling normale temperatuur
  • voedsel inname

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 observaties van de lichaamstemperatuur
Een temperatuur lager dan 35,5 graden heet hypothermie of onderkoeling...
  • rillen, klappertanden
  • bleke en koude huid
  • versneld hart- en ademritme

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een normale temperatuur schommelt tussen de 35.5 en 37.5 graden...
  • hoe ouder, hoe lager de lichaamstemperatuur (tussen deze getallen)

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een temperatuur van 37.5 - 38.0 graad wordt verhoging (subfebriel) genoemd...
  • zweten
  • verhoogde hartslag en ademhaling

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koorts is een temperatuur van 38.0 graad of hoger (febriel)...
  • koorts remt de ziekteverwekker af
  • koorts stimuleert het maken van afweerstoffen
  • koorts is dus een gezonde reactie op besmetting

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koorts symptomen
  • rillingen en/of klappertanden
  • stijging van hartritme en bloeddruk
  • hoofdpijn
  • verminderde eetlust
  • zweten of droge huid
  • spier- of gewrichtspijn
  • suf
  • rood gelaat / bleek gelaat
  • verward

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 58 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 59 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 60 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Temperatuur meten

Slide 61 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk: Opdrachten:
Module 7 Observeren van vitale functies

Slide 62 - Tekstslide

Quiz bespreken