Vitale functies

Vitale functies
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
BasiszorgMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Vitale functies

Slide 1 - Tekstslide

Planning
10.00 - 11.00 uur Lessonup Vitale functies
11.00 - 11.15 uur pauze
11.15 - 12.25 uur oefenen 

- Bloeddrukmeten
- Saturatie meten
- Pols meten
- Ademhalingsfrequentie meten

Slide 2 - Tekstslide

Waar denk je aan bij vitale functies?

Slide 3 - Woordweb

De vitale functies

Slide 4 - Tekstslide

Bloeddruk
2 waardes:
- bovendruk --> systolische druk
- onderdruk --> diastolische druk

Samentrekken van je hartspier
Bloed rondpompen in je lichaam


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Bloeddruk waarden

Slide 7 - Tekstslide

wat is bloeddruk?
A
druk in de aders
B
de druk in de slagaders
C
open gaan kleppen

Slide 8 - Quizvraag

De bloeddruk kan beïnvloedt worden door:
A
(In)spanningen
B
Bloedingen
C
Weerstand van de vaten
D
Medicatie

Slide 9 - Quizvraag

Is een bloeddruk van 120/80 een gezonde bloeddruk?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

wat is een normale bloeddruk?
A
tussen de 65/120
B
tussen de 70/120
C
tussen de 120/140
D
Er zit geen normale bloeddruk waarde tussen

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de systole bloeddruk? En wat is diastole bloeddruk?
A
Systole: Bloeddruk in actie. Diastole: bloeddruk in rust
B
Systole: Bloeddruk in rust. Diastole: bloeddruk in actie

Slide 12 - Quizvraag

De boven bloeddruk van een Arteriële bloeddruk is het zelfde als:
A
Systolische Bloeddruk
B
Diastolische Bloeddruk

Slide 13 - Quizvraag

Tot hoeveel MMhg pomp je de bloeddrukband minimaal op tijdens de bloeddruk meting?
A
100mmhg
B
150MMhg
C
200MMhg
D
250MMhg

Slide 14 - Quizvraag

Een hoge bloeddruk kan gevaarlijk zijn, wat zou een gevolg kunnen zijn van een langdurige hoge bloeddruk?
A
Hartkloppingen
B
Kans op hart- en vaatziekten
C
Hoofdpijn
D
Hoge bloedsuiker

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de bloeddruk?
A
Druk die het bloed uitoefent in een haarvat
B
Druk van bloed op wanden van slagaders
C
Druk van bloed op alleen de linkerkamer
D
Bloed dat heel veel energie heeft

Slide 16 - Quizvraag


De bloeddruk wordt gemeten in een
A
Armader
B
Armslagader

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de bloeddruk?
A
De druk die het bloed uitoefent op het hart
B
De druk die het bloed uitoefent op de bloedvaten

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Saturatie
De saturatiewaarde wordt uitgedrukt in een percentage en meet hoeveel procent van het hemoglobine zich heeft gebonden aan de rode bloedcellen. In een gezonde toestand wordt over het algemeen een saturatiewaarde tussen 95% en 100% aangehouden, een percentage dat ook geldt voor ouderen.

Slide 20 - Tekstslide

Wat is de saturatie?
A
Zuurstofgehalte in het bloed
B
Erytrocyten gehalte in het bloed
C
Een waarde waaraan je kan zien hoe snel iemand ademt
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 21 - Quizvraag

Wat meet je bij de saturatie?
A
De bloeddruk van de patient
B
Percentage zuurstof in de vinger
C
Het percentage hemoglobine gebonden met zuurstof
D
Het percentage hemoglobine gebonden met koolzuur

Slide 22 - Quizvraag

De normaalwaarde van saturatie is:
A
tussen 96-100%
B
lager dan 95%
C
lager dan 90%
D
hoger dan 99%

Slide 23 - Quizvraag

Wat betekent saturatie?
A
Urine wat achterblijft in de blaas
B
Te snelle ademhaling
C
Overmatig zweten
D
Zuurstof in het bloed

Slide 24 - Quizvraag

Saturatie van 97% is goed.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Wat betekent het begrip
O2-SATURATIE?
A
De hoeveelheid zuurstof in het bloed
B
De hoeveelheid zuurstof in de lucht
C
De hoeveelheid zuurstof die je inademt
D
De hoeveelheid zuurstof die je uitademt

Slide 26 - Quizvraag

Polsslag/hartslag
Een normale hartslag in rust ligt tussen de 60 en 100 slagen per minuut. Tijdens je slaap is je hartslag het laagst. De hartslag kan dan teruglopen naar minder dan 50 slagen per minuut, dit is dan normaal.

Hartslag meten aan de pols
- ga ongeveer 10 minuten rustig zitten.
- leg 2 vingers op de binnenkant van je pols.
- tel 30 seconden je hartslag.
- verdubbel dit getal om je hartslag per minuut te weten.

Slide 27 - Tekstslide

Wat meet je als je de pols gaat tellen?
A
hoe vaak iemand ademt
B
hoe vaak het hart klopt
C
de bloeddruk
D
het aantal bewegingen per minuut

Slide 28 - Quizvraag

de pols meet je
A
onder de pink
B
met je wijs en middelvinger

Slide 29 - Quizvraag

Wat meet je niet bij het meten van de pols?
A
Slagvolume
B
Kracht
C
Frequentie
D
Regelmaat

Slide 30 - Quizvraag

De hartfrequentie meet je aan de pinkzijde bij de pols.
A
juist
B
onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Ademhaling
Hoeveel ademhalingen per minuut in slaap?
We ademen gemiddeld 12 tot 14 keer per minuut 
als we wakker zijn en 6 tot 8 keer als we slapen. 
Doen we dat meer dan 20 keer per minuut op een 
oppervlakkige manier, dan spreken we over tachypneu.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Bij ademhalen is...
A
Zowel de huig als het strotklepje is dicht
B
De huig is open het strotklepje is dicht
C
zowel de huig als het strotklepje is open
D
De huig is dicht, het strotklepje is open

Slide 34 - Quizvraag


Hoeveel ademhalingen in 10 seconden is 'een normale ademhaling'?
A
minimaal 2
B
minimaal 3
C
2 of 3
D
97

Slide 35 - Quizvraag

De ademhaling is:
A
0-5 keer per minuut
B
5-10 keer per minuut
C
10-15 keer per minuut
D
15-20 keer per minuut

Slide 36 - Quizvraag

De cheyne-stokes ademhaling is een regelmatige, diepe ademhaling
A
Juist
B
Onjuist

Slide 37 - Quizvraag

Saturatiemeter
Bloeddrukmeter 

Slide 38 - Tekstslide

Pols tellen
Bloeddrukmeter

Slide 39 - Tekstslide

Aan de slag!
Opdracht:
1. oefenen in 2 tallen met  polsmeten/ademhaling/saturatie/bloeddrukmeten

2. Trap lopen en opnieuw bloeddrukmeten
3. Je meet vervolgens weer je bloeddruk
Wat valt je op?

Slide 40 - Tekstslide

Opdracht module 

Thieme -> Zelftoets: Module 7: Vitale functies

Slide 41 - Tekstslide

Afsluiting
1.)  Wat hebben we geleerd?
2.) Zijn er nog vragen?
3.) Volgende les -> vervolg vitale functies.
* Onderdeel temperatuur meten
* EWS/ SBARR
* Casus Bettie (ANS)




Slide 42 - Tekstslide