Steden en burgers - LV 1 (deel 2)

Steden en burgers - LV 1 (deel 2)
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Steden en burgers - LV 1 (deel 2)

Slide 1 - Tekstslide

leerdoel
 Je kan het verschil tussen de verschillende sociale groepen in de Vlaamse steden beschrijven en de onderlinge spanningen benoemen en verklaren.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Samenvatting
Patriciërs in Vlaamse steden knoopten banden aan met de adel en maten zich steeds meer een adellijke levensstijl aan. Tussen hen en het gemeen, aangevoerd door ambachtslieden, ontstonden steeds meer spanningen over bestuur en over werkomstandigheden. Met de Guldensporenslag lieten Vlaamse ambachtslieden en boeren in 1302 zien dat ze waren opgewassen tegen patriciërs en feodale heren.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

TEST

Slide 8 - Tekstslide

De Guldensporenslag was...
A
een overwinning van de Vlaamse burgers op het ridderleger van de koning
B
een overwinning van het patriciaat op de Vlaamse burgers
C
Een overwinning van het Franse ridderleger op het leger van de Vlaamse graaf
D
een overwinning van de Vlaamse burgers op de legers van de Vlaamse graaf

Slide 9 - Quizvraag

Welke Vlaamse stad profiteerde als eerste van de Franse jaarmarktenhandel
A
Gent
B
Antwerpen
C
Atrecht
D
Brugge

Slide 10 - Quizvraag

Wat liet de Guldensporenslag zien?
A
De macht van de Vlaamse ambachtslieden
B
De zwakte van de Vlaamse steden
C
De macht van de Franse koning
D
Het einde van de 'ridder' op het slagveld

Slide 11 - Quizvraag

Atrecht;
Welke landbouwontwikkeling was voornamelijk belangrijk voor de groei van Atrecht in de Late Middeleeuwen?
A
Drieslagstelsel
B
Ontginningen
C
Betere bemesting
D
IJzeren ploeg met paarden

Slide 12 - Quizvraag

Voor wie was de jaarmarkt vooral belangrijk?
A
Boeren uit de omgeving
B
De handelaren
C
De adel uit de omgeving
D
De priesters van de kerk

Slide 13 - Quizvraag


Atrecht werd mede een financieel centrum door:
A
de handel in zijde en katoen.
B
de winstgevende leningen die ze aan koningen en edelen verstrekte.
C
het innen van tolgelden aan buitenlandse kooplieden.
D
zowel A, B als C

Slide 14 - Quizvraag

Welk netwerk van kooplieden had in Brugge een hoofdkantoor?
A
De Hanze
B
De VOC
C
De WIC

Slide 15 - Quizvraag

De Guldensporenslag was in
A
1348
B
1415
C
1302
D
1337

Slide 16 - Quizvraag


Het gilde controleert de kwaliteit en de prijs van de producten die de gildeleden maken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een Hanze?
A
Een jaarmarkt in steden van Nederland en Duitsland.
B
Een groep steden die veel met elkaar handelden.
C
De belasting die kooplieden moesten betalen.
D
Een vereniging van mensen met hetzelfde ambacht.

Slide 18 - Quizvraag