Salvador Dali

• Begrijpend lezen
• Basisschool
• Groep 8

Wat is het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik?

Salvador Dali

Lesdoel
Je leert de betekenis achter verschillende uitdrukkingen, door in de tekst eromheen te zoeken naar een mogelijke verklaring. 

Tekst  1

Dali werd geboren in een stadje 'aan de voet van' de Pyreneeën. 'Aan de voet van' is figuurlijk taalgebruik.

Wat wordt bedoeld met 'Aan de voet van' ?

1. Dat het stadje in de bergen lag.
2. Dat Dali veel te voet deed in de bergen.
3. Dat hij een zoon was van bergbeklimmers.
4. Dat het stadje onder aan de Pyreneeën ligt.

'Dali was geen grijze muis.' Wat wordt er bedoeld met 'geen grijze muis'?

1. Dali hield niet van ongedierte, zoals muizen.
2. Dali was niet zoals de meeste andere mensen.
3. Dali had altijd kleurrijke kleding aan.
4. Dali had in huis nooit last van muizen.

Welke zin in de tekst geeft uitleg over de uitdrukking 'geen grijze muis'?

1. "Integendeel: hij was erg ingenomen met zichzelf en wilde graag 'anders' zijn."
2. "Dali was een zeer bekende Spaanse kunstenaar."
3. "Zijn vrouw Gala was zijn muze."

Tekst 1 

Salvador Dali had 'een grenzeloze fantasie', lees je in de tekst. Fantasie heeft geen daadwerkelijke grenzen zoals een land. Het is figuurlijk bedoeld. 

Wanneer zeg je dat iemand een grenzeloze fantasie heeft?

Tekst 1

In de laatste zin van tekst 1 lees je: "Dali 'draaide zijn hand er niet voor om' om de dingen net iets anders te schilderen dan ze zijn."

Wat betekent: 'draaide zijn hand er niet voor om'?

1. Dali schilderde net zo makkelijk met zijn linker- als met zijn rechterhand.
2. Dali gebruikte bij het schilderen niet alleen kwasten, maar ook zijn blote hand.
3. Dali had er helemaal geen moeite mee om dingen anders te schilderen dan ze zijn.
4. Dali had er geen moeite mee om aan twee kanten van het doek te schilderen.

Verbind de figuurlijke uitspraken aan de juiste betekenis. 

De handen uit de mouwen steken.

Dat ligt voor de hand.

Handen te kort komen. 

Je handen thuis houden. 

Dat is logisch.

Het heel druk hebben. 

Ergens van afblijven. 

Hard werken.

Wat moet je doen?

• Je maakt opdracht 7 t/m ... zelfstandig
   of met je buur samen af in je werkboek.
• Je overlegt in fluistertoon!
• Heb je vragen? Steek je hand op, wij komen langs!
• Ben je klaar? Lever je werkboek in.
  

Klaaropdrachten:

• Rekenweektaak
• Meander Thema 2 les 2 al af??
• Werken aan beroepen presentatie.