Fictie: Metafoor, vergeljking, Onderwerp, Thema

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 3,4

    FICTIE

Samenvatting onderwerpen

Smaak! 

• je leeservaring
• je leesvaardigheid
• je veranderde kennis en interesse
• je leeftijd
• je levenservaring

Wat moet je er mee?

• Meeleven met personages
• Nadenken over de wereld/ jezelf
• nadenken over het onderwerp&thema

5.3 BEGRIPPEN blz. 108

-GENRE                                      -PERSPECTIEF

-TIJD                                           -MENING EN ARGUMENT

-EIND                                          -ONDERWERP EN THEMA

-PERSONAGES

GENRE (zjanre)

avonturenroman

historische roman

liefdesroman

oorlogsroman

psychologische roman

science fiction (s.f.)

genre?

genre?

genre?

genre?

opdracht

Kies een genre.

Schrijf een fragment van minimaal vijf zinnen

De klas probeert het juiste genre te raden.

TIJD

• Wel/ niet chronologisch
• Voorgeschiedenis
• Welke periode?
• Hoe lang duurt het verhaal?

EIND

• OPEN EINDE - einde zelf invullen (bv. een cliffhanger)
• GESLOTEN EINDE - verhaalprobleem is opgelost

Personages

Hoofdpersoon:

 Je weet wat hij/zij denkt

Je weet wat hij/zij voelt

Hoofdpersoon: round character

Bijpersoon: flat character

perspectief

1. Ik-perspectief
2. Hij/zij-perspectief
3. Wisselend perspectief

Mening en argument

• realistisch argument: Is het geloofwaardig?
• emotief argument: Leef je mee met de personages?
• moreel argument: ben je het eens met de ideeën in het boek?
• argument over de opbouw: Zit het verhaal goed in elkaar?

ONDERWERP EN THEMA

Onderwerp: waar gaat het verhaal over?

Thema: voorbeelden:

• het loslaten van een liefde,
• hoe een jongen door de oorlog snel volwassen wordt. 
• vandalisme
• loverboys

Noem één bedoeling van Fictie.

Wat kan de kwaliteit bepalen van fictie?

Wat is het genre?

1. psychologisch
2. science fiction
3. historisch
4. liefde

In een chronologisch boek zitten geen flash-backs.

1. waar
2. niet waar

Een boek met een cliffhanger heeft een gesloten einde.

1. waar
2. niet waar

Een bijpersoon heeft een round character.

1. waar
2. niet waar

Ik dacht: waarom kijkt hij me zo aan?
Wat is het perspectief?

1. ik-perspectief
2. hij-perspectief

Wat is een wisselend perspectief?

1. Je wisselt van IK- naar HIJ/ ZIJ-perspectief.
2. Je wisselt van hoofdpersoon.
3. Je wisselt van HIJ/ZIJ- naar IK-perspectief.

"Het verhaal zit goed in elkaar."
Dit is een ........ argument.

1. emotief argument
2. realistisch argument
3. argument over de opbouw
4. moreel argument

"Het verhaal komt heel echt op me over."
Dit is een ........ argument.

1. emotief argument
2. realistisch argument
3. argument over de opbouw
4. moreel argument

GE(DICHT)

beeldspraak

Finse meisjes zeggen zelden gedag

maar zijn niet verlegen of arrogant

je hebt alleen een beitel nodig

om dichterbij te komen

Kira Wuck

Vergelijking

Die glimlach van je,

alsof een parkiet

over je gezicht klimt.

Peter Verhelst

Metafoor

Je moet zelf invullen waar het beeld naar verwijst.

Ik was zo'n steentje

in jouw schoen.

Personificatie

Iets wat levenloos is, krijgt eigenschappen van iets dat leeft.

De wind klom langzaam het huis in.