Grammar year 2 Questions & Negations Past Simple

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Grammar Year 

Questions + Negations in the past simple

Goal

I know the past simple

I can apply the past simple correctly

I can form questions and negations in the past simple

Write down 1 English question

stap 1

Komt in de zin één van de volgende werkwoorden voor?

was, were

can, could, will, would

must, should, may, ought to

Is het antwoord JA, begin de vraag met dat werkwoord.

voorbeelden

You were 16 years old.

Were you 16 years old?

She could help her.

Could she help her?

stap 2

Is het antwoord op de vraag Nee, dan begin je de vraag met Did, en verander je het werkwoord naar de tegenwoordige tijd

Examples

They listened to music in the car.

Did they listen to music in the car?

He walked to school.

Did he walk to school?

Maak de zin vragend: He worked at the supermarket yesterday.

She played a part in a musical.

I should help her.

I ate an apple.

Negations

Bij een ontkenning zeg je dat iets niet zo is.

– Je gebruikt in het Engels dan meestal het woordje not.

Komt in de zin één van de volgende werkwoorden voor?

was, were

can, could, will, would

must, should, may, ought to

Is het antwoord JA, dan maak je een ontkenning door 'not' achter het werkwoord te zetten.

Maak een ontkennende zin: They were at the shoeshop this morning.

Maak de zin ontkennend: Peter loved his new neighbours

1. Peter didn't love
2. Peter doesn't loved
3. Peter didn't loved
4. Peter doesn't love

Maak een ontkennende zin:
He liked her when he was young.

Maak een ontkennende zin: She went (irregular) to the store an hour ago.

Maak een ontkennende zin: He could carry the suitcase.

Ik kan vragen en ontkenningen maken in de verleden tijd.

😒🙁😐🙂😃