VERWIJSWOORDEN 3 herhaling en verdieping

VERWIJSWOORDEN herhaling 
en verdieping

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

VERWIJSWOORDEN herhaling 
en verdieping

Slide 1 - Tekstslide

doel van deze les
na deze les:
1) Weet je dat verwijzen ook door gewone woorden gebeuren kan.
2)Kan je werken met het stappenplan verwijswoorden
3) Je kunt hiermee ontdekken waar een verwijswoord naar verwijst
4) Zo zie je welke woorden in een tekst bij elkaar horen.

Slide 2 - Tekstslide

Extra doel!!
Als we de opdracht klaar is kan je vertellen wat je kunt doen om je geheugen te verbeteren.
En dan kan je beter studeren!

Slide 3 - Tekstslide

wat doen we deze les
1) Kennis herhalen. 
2) Een nieuw ding bespreken.
3)Een nieuwe tekst samen lezen.
4)Op papier opdrachten maken 
5)Samen bespreken
6)Doelen nog een keer bekijken - heb je ze gehaald...

Slide 4 - Tekstslide

HERHALEN

Slide 5 - Tekstslide

De kinderen lopen op straat. Ze laten de hond uit. Waar verwijst ZE naar?

Slide 6 - Open vraag

Welke verwijswoorden ken je nog meer?

Slide 7 - Open vraag

Waarom gebruiken we verwijswoorden?

Slide 8 - Open vraag

het stappenplan
verwijswoorden

Slide 9 - Tekstslide

1= Welk vraagwoord hoort bij het verwijswoord?

2=Welke vraag maak je met het vraagwoord. (= vraagwoord + werkwoord)
3= Zet het antwoord op je vraag in de zin op de plek van het verwijswoord
4= Controleren; is het zo goed, klopt het


Slide 10 - Tekstslide

wat verwijswoorden herhalen

Slide 11 - Tekstslide

Een verwijswoord
Wijst terug naar een woord in de vorige zin/zinnen.
Carolien loopt in het bos. Zij loopt daar samen met een vriendin.

Zij
verwijst naar?

Slide 12 - Tekstslide

Verwijswoorden die we eerst behandeld hebben:



Hij
Zij
Het

Slide 13 - Tekstslide

Passieve verwijswoorden
                                      Hij geeft MIJ                                      de bloem
Jou
                  Hem/Haar/U
Ons
Jullie
      Hen/Hun

Slide 14 - Tekstslide

Aanwijzende verwijswoorden
De deur:    De: Deze/Die (deur)
Het raam: Het: Dit/Dat (raam)

Slide 15 - Tekstslide

Er zijn nog andere verwijswoorden
Je komt ze straks tegen als we aan de opdrachten gaan werken.
Je krijgt ook een lijst met verwijswoorden.
Maar het belangrijkste is dat je herkent dat een woord naar iets anders verwijst!
Je hoeft ze dus niet uit je hoofd te kennen.

Slide 16 - Tekstslide

nog even oefenen

Slide 17 - Tekstslide

Mo heeft een hekel aan school. Hij is vaak afwezig. Hij=
A
School
B
Afwezig
C
Mo

Slide 18 - Quizvraag

bespreek je antwoord

Slide 19 - Tekstslide

De tafels staan in de klas. Zij zijn erg vies. Zij=
A
de klas
B
staan
C
vies
D
de tafels

Slide 20 - Quizvraag

bespreek je anwtoord

Slide 21 - Tekstslide

Fatima is bij Bilal thuis. Ze gaf hem bloemen. Ze=
A
Fatima
B
Bilal
C
bloemen

Slide 22 - Quizvraag

bespreek je antwoord

Slide 23 - Tekstslide

Fatima is bij Bilal thuis. Ze gaf hem bloemen. hem =
A
Fatima
B
Bilal
C
bloemen

Slide 24 - Quizvraag

bespreek je antwoord

Slide 25 - Tekstslide

1 nieuw ding, een wist je al

Slide 26 - Tekstslide

een beetje nieuwe informatie
Soms wordt er niet echt een verwijswoord gebruikt, maar gewone woorden.

Ik heb een katje gevonden.
Het diertje was heel erg mager.
Hij was ook ziek.
welk diertje?
wie of wat was ziek?

Slide 27 - Tekstslide

EN: Soms wijst een verwijswoord vooruit:

Huiswerk herhalen zorgt ervoor dat je alles wat je leert beter onthoudt.

Huiswerk herhalen zorgt waarvoor?

Slide 28 - Tekstslide

doel van deze les
na deze les:
1) weet je dat verwijzen ook door gewone woorden gebeuren kan.
2)kan je werken met het stappenplan verwijswoorden
3) je kunt hiermee ontdekken waar een verwijswoord naar verwijst
4) zo zie je welke woorden bij elkaar horen.

Slide 29 - Tekstslide

de opdracht

Slide 30 - Tekstslide

de tekst; lezen
SAMEN: scannen
We bekijken de tekst 
We gebruiken het stappenplan
waar gaat het over/wat weet je al?
---


Slide 31 - Tekstslide

 kort lezen
3 minuten zelf lezen
stop niet bij onbekende woorden
 
samen bespreken
Wat weten we nu?

Slide 32 - Tekstslide

samen 
De tekst hardop lezen.
Wat weten we nu

Slide 33 - Tekstslide

zelfstandig
1)Heel precies lezen
2)Woorden zoek je op in het woordenboek als het nodig is.
(Je kunt de lijst met verwijswoorden gebruiken als hulp)
3)Vul het opdrachtenblad in
 dat is stap 2 en 4 van het stappenplan
(1 en 3 doe je in je hoofd)


Slide 34 - Tekstslide

nakijken

Slide 35 - Tekstslide

Doelen gehaald?

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide