Argumentatieschema's

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Les 3: argumentatieschema's 

Argumenteren par. 3: argumentatieschema's

Geheel van argumenten en standpunt = argumentatie

Verband tussen argument(en) en standpunt = argumentatieschema

argumentatieschema's

• op basis van oorzaak en gevolg
• op basis van kenmerk of eigenschap
• op basis van voor- en nadelen
• op basis van voorbeelden
• op basis van vergelijking
• op basis van autoriteit

Welke zin bevat het standpunt:
A. Zijn oma is onlangs overleden.
B. Zijn proefwerken zijn op dit moment voor hem niet belangrijk.

1. A.
2. B.

Welke zin bevat het standpunt:
A. Het zou me niets verbazen als we straks allemaal ziek zijn.
B. De kip is niet gaar.

1. A.
2. B.

Omdat jij je taalgebruik niet serieus neemt, zal je scriptie niet geaccepteerd worden

1. autoriteit
2. oorzaak en gevolg
3. vergelijking
4. voorbeelden

Het Nederlands vernieuwt want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als cool, relaxed en chill.

1. autoriteit
2. oorzaak en gevolg
3. vergelijking
4. voorbeelden

Als Jett Rebel volgend jaar optreedt op Lowlands gaan we zeker weer naar het festival. Vorige keer was hij ook top.

1. autoriteit
2. oorzaak en gevolg
3. vergelijking
4. voorbeelden

Wij komen nooit meer op tijd, deze file staat tot Utrecht
.

1. autoriteit
2. oorzaak en gevolg
3. vergelijking
4. voorbeelden

We krijgen zeker een mondelinge toets, want 4V heeft over dezelfde stof ook een mondelinge toets gekregen.

1. autoriteit
2. oorzaak en gevolg
3. vergelijking
4. voorbeelden

Volgens de raad van huisartsen is het onnodig om elke dag je temperatuur te meten als je geen verkoudheidsverschijnselen hebt.

1. autoriteit
2. oorzaak en gevolg
3. vergelijking
4. voorbeelden

Het vuurwerkverbod is fijn. Toch missen veel mensen nu het plezier van vuurwerk afsteken. Ook missen vuurwerkverkopers inkomsten. Maar het belangrijkste is dat de hulpverleners ontlast worden tijdens de jaarwisseling.

1. op basis van kenmerken
2. op basis van voor- en nadelen
3. op basis van autoriteit
4. op basis van vergelijking

Marianne is een groot kind. Het liefste speelt zij nog met Barbies.

1. op basis van autoriteit
2. op basis van voorbeelden
3. op basis van kenmerken
4. op basis van oorzaak / gevolg.

Het zou me niks verbazen als we straks allemaal ziek zijn. De kip was namelijk niet gaar.

1. op basis van autoriteit
2. op basis van voorbeelden
3. op basis van kenmerken
4. op basis van oorzaak / gevolg.