QUIZ na teksten 6/7/8 9

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide


Op welke 5 manieren kun je woordbetekenissen raden?

Slide 2 - Tekstslide

Op welke 5 manieren kun je woordbetekenissen raden?

Slide 3 - Open vraag


Met welke 6 vraagwoorden kun je de belangrijkste informatie van een tekst vinden?

Slide 4 - Tekstslide

Met welke 6 vraagwoorden kun je de belangrijkste informatie van een tekst vinden?

Slide 5 - Open vraag


Wat is de structuur van een tekst?

Wat is de lay-out van een tekst?

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de 'structuur' van een tekst?
A
hoe een tekst eruit ziet (kleuren, lettertype, plaatjes)
B
hoe een tekst is opgebouwd (inhoud)
C
De titel en de alinea's
D
de titel en tussenkopjes van een tekst

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de 'lay-out' van een tekst?
A
hoe een tekst eruit ziet (kleuren, lettertype, plaatjes)
B
hoe een tekst is opgebouwd (inhoud)
C
De titel en de alinea's
D
de titel en tussenkopjes van een tekst

Slide 8 - Quizvraag


Welke 3 tekststructuren heb je tot nu toe geleerd?

Slide 9 - Tekstslide

Welke 3 tekststructuren heb je tot nu toe geleerd?

Slide 10 - Open vraag


Wat is een paraplutekst?
Wat is een trechtertekst?
Wat is een legohuistekst?

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een 'paraplutekst'?
A
een tekst over paraplu's
B
een tekst met structuur: - vraag -antwoorden - conclusie
C
een tekst met structuur: vraag/ onderwerp tekst 1 + tekst 2 + tekst 3
D
een tekst met structuur: - vraag - stap 1 - stap 2 - stap 3

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een 'trechtertekst'?
A
een tekst over trechters
B
een tekst met structuur: - vraag -antwoorden - conclusie
C
een tekst met structuur: vraag/ onderwerp tekst 1 + tekst 2 + tekst 3
D
een tekst met structuur: - vraag - stap 1 - stap 2 - stap 3

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een 'legohuistekst'?
A
een tekst over huizen van Lego
B
een tekst met structuur: - vraag -antwoorden - conclusie
C
een tekst met structuur: vraag/ onderwerp tekst 1 + tekst 2 + tekst 3
D
een tekst met structuur: - vraag - stap 1 - stap 2 - stap 3

Slide 14 - Quizvraag


Wat is een verschil tussen een 'amuserende' en 'informerende' tekst?

Slide 15 - Tekstslide

Wat is een verschil tussen een 'amuserende' en 'informerende' tekst?

Slide 16 - Open vraag

A. 'Dagboek van een muts' is een ….
B. Een handleiding bij earpods is een...
C. Een reclame van Pepsi is een ….
A
A = informerende tekst B = amuserende tekst C = activerende tekst
B
A = informerende tekst B = informerende tekst C = amuserende tekst
C
A = amuserende tekst B = informerende tekst C = informerende tekst
D
A = amuserende tekst B = informerende tekst C = activerende tekst

Slide 17 - Quizvraag




Wat is de 'bron' van een tekst?
Wat is de 'doelgroep' van een tekst?

Slide 18 - Tekstslide

Wat is de 'bron' van een tekst?
A
de schrijver
B
waar je de tekst kunt vinden
C
wanneer de tekst geschreven is
D
antwoorden a, b en c

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de 'doelgroep' van een tekst?
A
de schrijver
B
voor wie de tekst geschreven is
C
wat de boodschap van de schrijver is
D
antwoorden b en c

Slide 20 - Quizvraag