In deze les zitten 14 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Woordenschat Beeldspraak
Ik zit mij voor het vensterglas
onnoemlijk te vervelen.
Ik wou dat ik twee hondjes was,
dan kon ik samen spelen.
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het einde van de les(sen):
- weet je wat beeldspraak is
- ken je het verschil tussen metafoor en personificatie herkennen en onderscheiden in een tekst.
Slide 2 - Tekstslide
Beeldspraak
Vergelijkingen, metaforen en personificaties zijn vormen van beeldspraak. Je gebruikt het beeld om een mens, dier of ding te verduidelijken, om het meer kracht te geven.
Beeldspraak is altijd
figuurlijk bedoeld.
Slide 3 - Tekstslide
Wat is een vergelijking?
Slide 4 - Woordweb
Vergelijkingen
In een vergelijking staan twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken:
het object (o) en het beeld (b):
Joris en Erick (de objecten) lijken op elkaar als twee druppels water (beeld)
Tussen object en beeld is een overeenkomst: ‘gaat heel snel’. Er staat een verbindingswoord tussen object en beeld: als.
Andere verbindingswoorden zijn: zo … als, lijkt wel, is net, een … van een ….
Slide 5 - Tekstslide
Nog een paar voorbeelden van vergelijkingen:
- Die man lijkt wel een beer!
- Lachen als een boer die kiespijn heeft.
- Hij ging er als een haas vandoor.
Slide 6 - Tekstslide
– Je kamer lijkt wel een slagveld.
– Wat een schat van een kind hebben jullie toch!
- De zon schijnt alsof we in Frankrijk op vakantie zijn.
Slide 7 - Tekstslide
Metafoor: het object weglaten en vervangen door het beeld. Zoek zelf de betekenis van het beeld:
– Niemand wil vriendin zijn met zo’n heks (b). =
– We staan op de drempel ( b) van een nieuwe tijd. =
– Je (o) bent een rund (b) als je met vuurwerk stunt. =
Werkwoorden kunnen een metafoor zijn:
– Veronique vliegt (b) door die spannende boeken. =
heel onaardig meisje (o).
aan het begin (o).
een stommeling (o)
leest heel snel (o)
Slide 8 - Tekstslide
Spreekwoorden en uitdrukkingen
Spreekwoorden en uitdrukkingen zijn vaak metaforen:
– Kleine potjes hebben grote oren (b). =
– Appels met peren vergelijken (b) =
Kinderen horen alles (o).
een overeenkomst zoeken tussen twee zaken die niet met elkaar te vergelijken zijn (o).
Slide 9 - Tekstslide
Personificatie
Met een personificatie stel je een levenloos ding voor als levend persoon:
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.