Hoofdstuk 13.3 Geluidssterkte K4 les 3

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

H13: Geluid
Benodigheden
- laptop
- Binas
- Rekenmachine 


Tassen op de grond
Telefoons in de zakkie

Welkom Kader 4!
Ga zitten en start met:

Ga verder met de examensite opdrachten. 




Jas over je stoel

Slide 2 - Tekstslide

We gaan starten!
                                                                                               Wachttijd:
stopwatch
00:00

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Lesprogramma
  1. Huiswerk controle
  2. Terugblik
  3. Leerdoelen
  4. Instructie (uitleg)
  5. Afsluiting 
  6. Huiswerk
  7. Nabespreking

Slide 5 - Tekstslide

Huiswerkcontrole
Maak opdrachten op de examensite

Slide 6 - Tekstslide

Over welke opgaven van
het huiswerk zijn er vragen?

Slide 7 - Woordweb

13.2 Terugblik
  1. Je kunt de trillingstijd van een toon bepalen aan de hand van een oscilloscoopbeeld.
  2. Je kunt berekeningen uitvoeren met de trillingstijd en de frequentie van een geluidstrilling.
  3. Je kunt een verband leggen tussen de frequentie van een geluid en de toonhoogte.
  4. Je kunt de bovengrens en ondergrens van het frequentiebereik van de mens benoemen.
  5. Je kunt uitleggen door welke drie factoren de toonhoogte van een snaar wordt bepaald.

Slide 8 - Tekstslide

Hoe krijg je een hoge toon bij een snaarinstrument?
A
Korte, dunne en strakke snaren
B
Korte, dunne en losse snaren
C
Lange, dikke en strakke snaren.
D
Lange, dikke en losse snaren.

Slide 9 - Quizvraag

geluidsbron                  Tussenstof                  Ontvanger
Op welke plek pak je de geluidshinder aan?
Dempende koptelefoon
Geluidswal bij de snelweg
Geluid zachter zetten
Raam dicht doen
Oordoppen indoen

Slide 10 - Sleepvraag

Wat is de snelheid van geluid in lucht
A
340 m/s
B
1510 m/s
C
5300 m/s
D
300 000 000 m/s

Slide 11 - Quizvraag

Wat zit er in je oren waarmee je het geluid wordt opgevangen (de ontvanger)
A
Trommelvlies
B
oorschelp
C
oorlel
D
oorsmeer

Slide 12 - Quizvraag

H13.3 Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met de amplitude van een (geluids)trilling.
  2. Je kunt een verband leggen tussen de amplitude van een trilling en de geluidssterkte.
  3. Je kunt de amplitude van een elektrisch signaal aflezen op een oscilloscoopscherm.
  4. Je kunt uitleggen hoe je de geluidssterkte kunt meten in de eenheden dB en dB(A).
  5. Je kunt toelichten waarom de dB(A)-schaal wordt gebruikt om geluidshinder te meten.
  6. Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met de gehoordrempel en met de pijngrens.
  7. Je kunt rekenen met het verband tussen het aantal geluidsbronnen en de geluidssterkte.

Slide 13 - Tekstslide

Amplitude
De grootte van de amplitude geeft de geluidssterkte aan.

Een grote geluidssterkte heeft een grotere amplitude.

Een kleine geluidssterkte heeft een kleinere amplitude. 

Slide 14 - Tekstslide

Amplitude
Hoe harder het geluid --- hoe GROTER de amplitude.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Geluidsterkte (BINAS tabel 28)
Hieronder een overzicht van de verschillen tussen dB en dB(A). 
De lijn die overeenkomt met 0 dB(A) 
noemen we gehoordrempel.
Boven de gehoordrempel hoor je 
geluiden, daar onder niet. 
De lijn die overeenkomt met 140 dB(A) 
heeft pijngrens. 
Geluid boven deze drempel doet pijn.

Slide 17 - Tekstslide

Rekenen met decibellen
Als het aantal geluidsbronnen 2x zo groot wordt, 
neemt de geluidssterkte met 3 dB toe.

Slide 18 - Tekstslide

Rekenen met decibel 
1 persoon die praat is dus 50 dB, hoeveel is dat bij 8 personen?

                                   1 persoon   =   50 dB
                                   2 personen =   53 dB
                                   4 personen =   56 dB
                                   8 personen =   59 dB

Deze berekening is het makkelijkst als je dit zoals hierboven uitschrijft. Dat mag je dus ook doen, geen formules nodig.

Slide 19 - Tekstslide

Voorbeeldopdracht 1
Bepaal de amplitude van de 
trilling in afbeelding 2.




  • Uitwerking
  • Tussen de nullijn en de grootste uitwijking tel je 3 hokjes.
  • De gevoeligheid is ingesteld op 5 mV/div, dus 5 mV per hokje.
  • De amplitude is dus: 3 × 5 mV = 15 mV

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak opdracht: van paragraaf 13.3
1 t/m 12
Je mag samenwerken!

Slide 21 - Tekstslide

Welke 3 dingen heb jij deze les geleerd?

Slide 22 - Woordweb

Waar wil je nog extra uitleg over?

Slide 23 - Woordweb

Afsluiting: we weten.................
  1. Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met de amplitude van een (geluids)trilling.
  2. Je kunt een verband leggen tussen de amplitude van een trilling en de geluidssterkte.
  3. Je kunt de amplitude van een elektrisch signaal aflezen op een oscilloscoopscherm.
  4. Je kunt uitleggen hoe je de geluidssterkte kunt meten in de eenheden dB en dB(A).
  5. Je kunt toelichten waarom de dB(A)-schaal wordt gebruikt om geluidshinder te meten.
  6. Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met de gehoordrempel en met de pijngrens.
  7. Je kunt rekenen met het verband tussen het aantal geluidsbronnen en de geluidssterkte.

Slide 24 - Tekstslide

Het is duidelijk waar we met het hoofdstuk aan het werk gaan
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

Ik begrijp de leerdoelen van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

De les was leuk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Afsluiting
Volgende les:

Huiswerk:

  • Zet in je planner!!
  • Maak opdrachten op de examensite

Dank voor jullie aandacht!

Slide 28 - Tekstslide