3.1 Negatieve getallen (5/11)

Aan het eind van de les heb ik de voorkennis van H3 gemaakt.
Aan het eind van de les weet ik de verschillende windrichtingen
Aan het eind van de les weet je wat een koershoekmeter
Aan het eind weet ik wat positieve en negatieve getallen zijn
Aan het eind van de les weet ik hoe ik de tekens < > moet gebruiken
3.1 Negatieve getallen
Maken opdracht 2 t/m 6 en 9 en 10 op blz. 102 t/m 105 

Nakijken en laten zien & Laat je werk aftekenen bij de juf
Kan ik antwoord geven op het doel
Maken opdracht 2 t/m 6 en 9 en 10 op blz. 102 t/m 105
Dit is huiswerk voor donderdag 5 november. 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Aan het eind van de les heb ik de voorkennis van H3 gemaakt.
Aan het eind van de les weet ik de verschillende windrichtingen
Aan het eind van de les weet je wat een koershoekmeter
Aan het eind weet ik wat positieve en negatieve getallen zijn
Aan het eind van de les weet ik hoe ik de tekens < > moet gebruiken
3.1 Negatieve getallen
Maken opdracht 2 t/m 6 en 9 en 10 op blz. 102 t/m 105 

Nakijken en laten zien & Laat je werk aftekenen bij de juf
Kan ik antwoord geven op het doel
Maken opdracht 2 t/m 6 en 9 en 10 op blz. 102 t/m 105
Dit is huiswerk voor donderdag 5 november. 

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les
Vorige les heb je de voorkennis van h3 gemaakt.



Slide 2 - Tekstslide

De verschillende hoofd windrichtingen zijn: noord-oost-zuid-
A
vandaag
B
morgen
C
west
D
fijn

Slide 3 - Quizvraag

3.1 Negatieve getallen
§2.1

Slide 4 - Tekstslide

Positieve getallen
Positieve getallen zijn alle getallen boven de nul.

  • 5 is positief
  • 392 is positief
  • -2 is niet positief

Slide 5 - Tekstslide

Negatieve getallen
Negatieve getallen zijn alle getallen onder de nul.

  • -5 is negatief
  • -392 is negatief
  • -2 is niet negatief

Slide 6 - Tekstslide

Welk getal is negatief?
A
42
B
64
C
-235
D
2342

Slide 7 - Quizvraag

Welk getal is positief?
A
-324
B
-503
C
-52 341
D
12 949 031

Slide 8 - Quizvraag

'Is gelijk aan'
Het = teken.
Dit tekentje betekent dat wat aan de ene kant staat gelijk is dan wat er aan de andere kant staat. 

5 + 2 = 3 + 4

Slide 9 - Tekstslide

>  betekent dat wat aan de linker kant staat groter is dan wat er aan de rechter kant staat. 
5 + 2 > 3 + 3

<  betekent dat wat aan de linker kant staat kleiner is dan wat er aan de rechter kant staat.

5 + 1 < 3 + 4

Het pijltje wijst naar de kleinste
>
<

Slide 10 - Tekstslide

Anna zegt: 15 > 12
Ruben zegt: 3 + 3 = 5 + 1
Wie heeft gelijk?
A
Anna heeft gelijk
B
Ruben heeft gelijk
C
Anna en Ruben hebben gelijk
D
Anna en Ruben hebben allebei geen gelijk

Slide 11 - Quizvraag

Welk van de onderstaande sommen is juist?
A
2 + 3 = 4
B
8 < 2 + 5
C
1 + 9 > 10
D
8 - 2 < 7

Slide 12 - Quizvraag

Aan de slag
Maken opdracht 2 t/m 6 en 9,10 en de rekenbreak op blz. 102 t/m 105 


Klaar? 
Nakijken en laat je werk aftekenen door de juf

Klaar?
opdracht 11,12 en RB op blz. 105
timer
1:00

Slide 13 - Tekstslide

Doelen van de les behaald?
Aan het eind weet ik wat positieve en negatieve getallen zijn
Aan het eind van de les weet ik hoe ik de tekens < > moet gebruiken

Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk?
Maken opdracht 2 t/m 6 en 9 en 10 op blz. 102 t/m 105 
Dit is huiswerk voor donderdag 5 november. 

Slide 15 - Tekstslide