In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Voortplanting
Herhaling 2.1: Voortplantingsorganen man
Herhaling 2.2:
Voortplantingsorganen vrouw
Slide 1 - Tekstslide
Deze les...
Je kunt de namen en functies van de mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen benoemen.
Je kunt uitleggen wat er tijdens de eisprong (ovulatie) gebeurt.
Slide 2 - Tekstslide
Een geslachtskenmerk
Hieraan herken je het geslacht.
Vanaf de geboorte te zien of de baby een jongen of meisje is.
Primaire en secundaire geslachtskenmerken.
Slide 3 - Tekstslide
Primaire
geslachtskenmerken:
Man Penis en balzak
Vrouw Vagina
en schaamlippen
Secundaire geslachtskenmerken:
Man Meer spieren, baard in de keel, baardgroei en schaamhaar
Vrouw Borsten, bredere heupen en schaamhaar
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Welke geslachtskenmerken zijn vanaf de geboorte aanwezig?
A
primaire geslachtskenmerken
B
secundaire geslachtskenmerken.
C
primaire en secundaire geslachtskenmerken.
Slide 6 - Quizvraag
Waar hoort lichaamsbeharing bij?
A
Primaire geslachtskenmerken
B
Secundaire geslachtskenmerken
Slide 7 - Quizvraag
Penis en balzak zijn..?
A
zijn primaire geslachtskenmerken
B
zijn secundaire geslachtskenmerken
Slide 8 - Quizvraag
Waar horen borsten bij?
A
Primaire geslachtskenmerken
B
Secundaire geslachtskenmerken
C
Primaire en secundaire geslachtskenmerken
D
Geen van beide
Slide 9 - Quizvraag
Bouw van het mannelijk voortplantingsorgaan (zijkant)
Slide 10 - Tekstslide
Bouw van het vrouwelijk voortplantingsstelsel (zijkant)
Slide 11 - Tekstslide
Bouw van het vrouwelijk voortplantingsstelsel (voorkant)
Slide 12 - Tekstslide
Rijping eicellen
Tijdens de rijping groeit er een vochtblaasje om de eicel heen. Dat blaasje is de follikel.
Eisprong/ ovulatie = de follikel barst en vocht en de eicel stromen eruit.
Gele lichaam = het follikelweefsel dat in de eierstok achterblijft
Slide 13 - Tekstslide
Ovulatie
Vanaf de pubertijd komt er gemiddeld elke 4 weken een eicel vrij uit een eierstok = ovulatie/ eisprong.
Eileiders = er vindt bevruchting plaats met een zaadcel en de eicel wordt naar de baarmoeder vervoert.
Baarmoeder = plaats waar bevruchte eicel uitgroeit tot baby.
Slide 14 - Tekstslide
Ovulatie
Slide 15 - Tekstslide
Waar liggen de eicellen opgeslagen?
A
Eicellen
B
Eileiders
C
Eierstokken
D
Baarmoeder
Slide 16 - Quizvraag
Sperma bestaat uit..?
A
Zaadcellen en eicellen
B
Zaadcellen en vocht
C
Eicellen en vocht
D
Zaadcellen
Slide 17 - Quizvraag
Een ander woord voor eisprong is ovulatie.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quizvraag
De eisprong vindt plaats in de baarmoeder.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 19 - Quizvraag
Hoe heet het blaasje waarin de eicel rijpt?
A
Gele lichaam
B
Eierstok
C
Follicel
D
Follikel
Slide 20 - Quizvraag
Waar vind je het gele lichaam terug?
A
Vagina
B
Baarmoeder
C
Eileider
D
Eierstok
Slide 21 - Quizvraag
De balzak is een huidplooi waarin teelballen en bijballen liggen. De temperatuur is ............ dan in de buikholte. Dat is gunstig voor de ontwikkeling van spermacellen.
A
Hoger
B
Lager
C
Hetzelfde
D
Dat verschilt per persoon
Slide 22 - Quizvraag
Waar worden de zaadcellen bij de man gevormd?
A
Bijballen
B
Prostaat
C
Zaadballen
D
Zaadblaasjes
Slide 23 - Quizvraag
Terugblik op de leerdoelen
Je kunt de namen en functies van de mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen benoemen.
Je kunt uitleggen wat er tijdens de eisprong (ovulatie) gebeurt.