Grammatica blok 3

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 2

Grammatica blok 3

Weten we het nog?

Persoonsvorm (pv), werkwoordelijk gezegde (wwg), onderwerp (ond) en lijdend voorwerp (lv).

Persoonsvorm

Ik loop naar huis.

Vraagzin/ andere tijd zetten.

Loop ik naar huis?

Ik liep naar huis.

Werkwoordelijk gezegde

Alle werkwoorden in een zin. Let op, soms hoort "te" bij het werkwoordelijk gezegde!

Hij loopt steeds te klagen.

WWG = loopt te klagen

Wat is het lijdend voorwerp?

gekeken.

Het lijdend voorwerp

We 

hebben

een serie 

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

werkwoordelijk gezegde

Alvaro

zit

met

zijn haar

te

spelen

Onderwerp

Wie/wat+ WWG?

Hij gaat naar huis.

Gaat hij naar huis? WWG=gaat.

Wie/wat gaat? Hij gaat.

Wat is het onderwerp?

Het onderwerp

Piet

drinkt

een blikje cola

in de pauze

Wat is de persoonsvorm en het onderwerp in de zin?

De persoonsvorm

het onderwerp

De appels

hangen

aan de boom

 al

Wat is het onderwerp?

Het onderwerp

Mijn moeder

heeft

mijn brood

gesmeerd

?

Wat is het onderwerp?

Het onderwerp

je

Ga

vaak

naar

de bioscoop

Wat is de persoonsvorm en het onderwerp in de zin?

De persoonsvorm

het onderwerp

Mijn voetbal

is

gevallen

 in de sloot

Lijdend voorwerp

Wat/wie+wwg+ond

Hij laat de pen vallen.

WWG = laat vallen

Wie laat vallen? ond = Hij

Wat laat hij vallen? lv= de pen

Mijn vader

leest

de krant.

Onderwerp

Persoonsvorm

Lijdend Voorwerp

Wat is het lijdend voorwerp?

gekeken.

Het lijdend voorwerp

Wij

hebben

vanavond

een serie 

Wat is het lijdend voorwerp?

altijd 

Het lijdend voorwerp

Waar

zet

jij 

jouw racefiets

neer?

pv

wwg

ond

lv

Wat/wie + wwg + ond

Wie/wat + wwg

Getalproef

Alle ww in de zin

Tijdproef

Ik heb mijn moeder gisteren een doosje chocolade gegeven

pv

wwg

ond

lv

heb

heb gegeven

ik

een doosje chocolade

Maken:

Basis: 2

Kader: 3