3.1 afronden opdrachten maken

welkom
ga rustig zitten en pak je boeken er bij
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

welkom
ga rustig zitten en pak je boeken er bij

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen
je kent de begrippen abiotische factor, biotische factor en ecosysteem.
je kan benoemen wat voor aanpassingen planten en dieren hebben aan hun ecosysteem.

Slide 2 - Tekstslide

wat gaan we doen?
opening (5 min)
opdrachten maken (ZS) (5 min)
stuk herhaling (10 min)
aan de slag (ZF) (10 min)
opdrachten bespreken 5 (min)
eigen tijd (10 min)

Slide 3 - Tekstslide

ga aan de slag
maak de opdrachten van 3.1 af
3 t/m 9 blz 105 t/m 107 van het werk boek
blz 70 t/m 75 van het tekstboek
doe dit ZS
timer
5:00

Slide 4 - Tekstslide

ecosysteem
Biotische en abiotische factoren samen bepalen een ecosysteem. Een ecosysteem kan van alles zijn, een sloot, een bos, achtertuin of strand. Er leven allemaal verschillende dieren en groeien verschillende planten. De temperatuur is verschillend of er is een totaal andere onderdgrond.

Slide 5 - Tekstslide

abiotische factoren
Deze zijn dus niet levend. voorbeelden zijn water dat beschikbaar is, de hoeveelheid licht, temperatuur, de hoeveelheid wind en wat voor soort grond er in het ecosysteem aanwezig is. 

Slide 6 - Tekstslide

Biotische factoren
Dit zijn invloeden door leven. Bijvoorbeeld hoeveel voedsel er aanwezig is, de hoeveelheid roofdieren, schuilplaatsen, hoeveelheid soortgenoten en ziekteverwekkers.

Slide 7 - Tekstslide

stukje herhaling
wat hebben we de vorige keer besproken?
abiotische factoren: biotische factoren
biotische factoren: invloeden vanuit de levende natuur.
ecosysteem: alle levende organismen, abiotische en biotische factoren in een gebied.

Slide 8 - Tekstslide

passen bij je ecosysteem
Vaak kan je bij dieren eigenschappen zien waardoor ze goed passen bij de omgeving waarin ze leven. Deze eigenschappen noemen we aanpassingen. een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld een poolvos. De poolvos heeft een dikkere vacht en kleinere oren dan een normale vos.

Slide 9 - Tekstslide

Dieren
Zoogdieren zijn warmbloedig, hierdoor hebben ze altijd een constante lichaamstemperatuur die van ons is bijvoorbeeld 37 graden. Om die temperatuur te houden moeten we in de winter ons warm kleden en in de zomer voor een airco gaan zitten.

In koude gebieden lossen dieren dat op door een dikke vacht te hebben. Een dikke vacht helpt als een goede isolatie om de kou van het lichaam te houden.

in warme gebieden wil je juist warmte kwijt raken, dit kan met heel veel aanpassingen. een dunnere vacht en grote oren zijn daar een voorbeeld van.

Slide 10 - Tekstslide

aanpassingen bij planten.
Planten kunnen dit zelfde trucje en passen zich aan aan het ecosysteem waarin ze leven. We gaan er vandaag even 4 bij langs.

voorjaarsbloeiers zoals speenkruid hebben zich aangepast zodat ze toch in een bos kunnen leven. doordat in het voorjaar nog geen blaadjes aan de bomen zitten groeien ze dan het hardst. Ze krijgen dan nog voldoende zonlicht om te bloeien.

Slide 11 - Tekstslide

aanpassingen bij planten.
Klimplanten ken je misschien wel als klimop. Tuin liefhebbers vinden dit leuk tegen de gevel of schutting maar het is eigenlijk een zeer nuttige aanpassing. doordat klimplanten bij bomen en andere dingen omhoog kunnen klimmen/groeien kunnen ze meer zonlichtpakken.

wortelrozetten. Als je goed naar paardenbloemen kijkt zie je dat deze
een wortelrozet hebben. De bladeren liggen redelijk plat waardoor er
onder de bladeren geen andere planten kunnen groeien en de
paardenbloem meer water en voedingstoffen uit de grond kan
gebruiken.

Woestijnplanten kunnen verschillende aanpassingen hebben
om zo min mogelijk water te verliezen aan de brandende zon.
ze kunnen kleine of helemaal geen bladeren hebben, hierdoor
verdampt er minder water uit de plant. Sommige woestijn
planten hebben een waslaag als isolatie. 

Slide 12 - Tekstslide

Dit gebit is waarschijnlijk van een katachtige zoals een tijger. die kan je zien aan het gebit. de grote hoektanden zijn kenmerkend voor grote roofdieren.

Je kan bij veel zoogdieren aan het gebit zien wat ze eten

Slide 13 - Tekstslide

aanpassingen
Veel dieren zijn aangepast aan de omgeving waarin ze leven maar o0k wat ze eten. kijk maar eens naar de snavels van vogels.

Slide 14 - Tekstslide

ga aan de slag
maak de opdrachten van 3.1 af

3 t/m 15 blz 105 t/m 109 van het werk boek
blz 70 t/m 75 van het tekstboek
(dit doen we ZF)

timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

opdrachten bespreken
kijk mee naar de opdrachten

Slide 16 - Tekstslide

vooruitzicht 
SO over een aantal paragraven 

Slide 17 - Tekstslide