Spreekwoorden en uitdrukkingen

Spreekwoorden & uitdrukkingen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Spreekwoorden & uitdrukkingen

Slide 1 - Tekstslide

Doel van deze les

* Je weet wat spreekwoorden en uitdrukkingen zijn
* Je kunt ze herkennen in gesprekken of teksten
* Je kent het verschil tussen een spreekwoord/uitdrukking
* Je leert wat ze betekenen.

Slide 2 - Tekstslide

Verschil spreekwoorden en uitdrukkingen

Spreekwoord
Een spreekwoord is onveranderlijk. Je gebruikt dus altijd dezelfde woorden in dezelfde volgorde.Het is een mededeling, geen vraag! Je moet ze dus NIET letterlijk opvatten!

Een spreekwoord zijn dus kort zinnen die een wijsheid of levensles vertellen. 

 Voorbeelden zijn: ‘Na regen komt zonneschijn’, ‘Boontje komt om zijn loontje’, ‘Oost west, thuis best' en 'Oefening baart kunst'. 


Slide 3 - Tekstslide

Uitdrukking 
Een uitdrukking heeft net als een spreekwoord een figuurlijke betekenis. 
Het verschil is echter dat je een uitdrukking kunt aanpassen aan een persoon én dat je de woordvolgorde kan veranderen.

Bijv. Er als de kippen bij zijn: Hij is er altijd als de kippen bij als het gratis is.

Andere voorbeelden van uitdrukkingen: 
Met de Noorderzon vertrekken - Lachen als een boer met kiespijn 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Spreekwoorden mogen niet uit beeld verdwijnen!

Slide 6 - Tekstslide

Even een rebus tussendoor....

Slide 7 - Tekstslide

Wie herkent deze?

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Even om te lachen!

Slide 10 - Tekstslide

Welk spreekwoord zie je hier?
A
De appel valt ver van de boom
B
De appel valt niet ver van de boom
C
De appel valt op de grond
D
Alleen deze appel valt op de grond

Slide 11 - Quizvraag

Welk spreekwoord zie je hier?
A
De hond in de pan vinden
B
De hond eet alles op
C
De hond aan het aanrecht vinden
D
De hond in de pot vinden

Slide 12 - Quizvraag

Vul in: als de ..... van huis is, dansen de ....
op tafel.
A
hond, hamsters
B
ezel, koeien
C
kat, vliegen
D
kat, muizen

Slide 13 - Quizvraag

Te veel ... op je vork nemen.

Welk woord moet op de puntjes staan?
A
stro
B
hooi
C
eten
D
gras

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de betekenis van:
Jong geleerd, oud gedaan.
A
Je kan iets pas als je ouder bent.
B
Kleine kinderen worden groot.
C
Van iets wat je jong leert, heb je later veel voordeel
D
Op school leer je voor later.

Slide 15 - Quizvraag

Een ... komt altijd weer op de poten terecht
A
kat
B
hond
C
konijn
D
kip

Slide 16 - Quizvraag

Wat bedoelen ze met liefde maakt blind?
A
Dat je altijd een zonnebril op moet zetten als je verliefd bent
B
Dat je ogen niet meer werken als je verliefd bent
C
Dat je alleen de ware kan vinden met een bril op
D
Dat je alles leuker vindt bij diegene waarop je verliefd bent

Slide 17 - Quizvraag

Een slordig iemand zijn
Heel erg rustig zijn
Doen alsof je iets heel erg vind
Een dutje doen
Een sloddervos zijn
Een uiltje knappen
Krokodillen tranen huilen
Zo mak als een schaap 

Slide 18 - Sleepvraag

Nog eentje om te lachen...

Slide 19 - Tekstslide

KLAAR!!!

Slide 20 - Tekstslide