Oefenquiz fitcheck

Oefenquiz fitcheck
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
Training MTHMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Oefenquiz fitcheck

Slide 1 - Tekstslide

Test je kennis
15 vragen over:

  • Tensiemeten
  • Quetelet index
  • Hb
  • Gezonde leefstijl

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de referentiewaarde van een goede bloeddruk?
A
120/80 mmHg
B
140/80 mmHg
C
140/90 mmHg
D
120/90 mmHg

Slide 3 - Quizvraag

Een student heeft tijdens de fitcheck een bloeddruk van 145/87 mmHg.
Wat zeg je?
A
De bloeddruk is goed
B
Je vraagt of de student rustig heeft gezeten vooraf.
C
Je zegt niks
D
De bloeddruk is te hoog. Ga voor controle naar de huisarts.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is BMI?
A
Het geeft inschatting hoe gezond je lichaamsgewicht is in verhouding met je lengte.
B
Het BMI geeft aan of je te dik of te dun bent.
C
Het BMI is het gemiddelde van je lengte en je gewicht
D
Het BMI is je buikomvang.

Slide 5 - Quizvraag

Wanneer is het BMI minder geschikt?
A
Als je heel gespierd bent
B
Als je zwanger bent.
C
Als je heel lang of klein bent.
D
Als je een Aziatische achtergrond hebt.

Slide 6 - Quizvraag

Een student wil tijdens de fitcheck niet op de weegschaal staan. Wat doe jij?
A
Je geeft aan dat de student dit onderdeel kan overslaan.
B
Je maakt een schatting van het gewicht.
C
Je geeft aan dat het een verplicht onderdeel is en dat het moet.
D
Je geeft de noodzaak aan van de meting en vraagt of de student het alsnog wil proberen.

Slide 7 - Quizvraag

Wanneer heeft iemand ondergewicht?
A
Bij een BMI lager dan 18,5
B
Bij een BMI lager dan 20
C
Bij een BMI lager dan 25
D
Bij een BMI hoger dan 25

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de referentiewaarde voor een goed Hb?
A
Mannen: 7,5-10 mmol/l Vrouwen 8,5-11 mmol/l
B
Tussen de 4 en de 8 mmol/l
C
Mannen: 8,5-11 mmol/l Vrouwen 7,5-10 mmol/l
D
Hoger dan 7 mmol/l

Slide 9 - Quizvraag

Een vrouwelijke student heeft tijdens de fitcheck een uitslag van 7,2 mmol/l. Wat doe je?
A
Je geeft aan nog een keer te willen prikken.
B
Je geeft aan dat de student naar de huisarts moet.
C
Je vraagt naar eventuele klachten en geeft leefstijladviezen mee.
D
Je doet niks en gaat door naar de volgende student.

Slide 10 - Quizvraag

Tijdens de fitcheck valt iemand flauw. Wat doe je?
A
Je roept om hulp!
B
Je helpt de student plat op de grond te liggen met de benen iets omhoog. Evt. vraag je om hulp.
C
Je legt de student in de stabiele zijligging.
D
Je helpt de student omhoog komen en biedt wat water aan.

Slide 11 - Quizvraag

Een student wil absoluut niet geprikt worden. Wat doe je?
A
Je prikt de student alsnog.
B
Je geeft aan dat het niet nodig is.
C
Je stelt de student gerust en geeft de noodzaak aan van een goede meting. Daarna vraag je het nogmaals.
D
Je vraagt of er klachten zijn en laat het erbij.

Slide 12 - Quizvraag

Welk(e) product(en) horen eigenlijk niet bij een gezonde leefstijl?
A
Rookwaren
B
Chocolade
C
Alcohol
D
Croissantje

Slide 13 - Quizvraag

Een student geeft tijdens de fitcheck aan dat hij overgestapt is van sigaretten naar de e-sigaret. Wat doe je?
A
Je zegt hier niks over. Dat moet hij toch ook zelf weten?
B
Je adviseert hier ook mee te stoppen. E-sigaretten zijn ook schadelijk voor de gezondheid, ook als er geen nicotine in zit.
C
Je geeft aan dat de e-sigaret minder schadelijk is dan echte sigaretten, dus dat hij goed bezig is.
D
Je zegt dat het niet binnen een gezonde leefstijl past en daar laat je het bij.

Slide 14 - Quizvraag

Wat draagt ook bij aan een gezonde leefstijl naast gezonde voeding?
A
Voldoende bewegen
B
Voldoende ontspanning/minder stress
C
Voldoende slaap/een gezond slaapritme
D
Stoppen met roken/minderen met alcohol.

Slide 15 - Quizvraag

Aan de slag!
Heb je nog vragen n.a.v. de quiz, stel deze gerust!
10.30u:
22A 337 (Mariëlle)
22B 324a (Greet)
22C 333 (Tsjikke)


Slide 16 - Tekstslide