KNM 5 - Dienstverlening in Nederland

Kennis Nederlandse Maatschappij

Hoofdstuk 5:
Dienstverlening in Nederland
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Kennis Nederlandse Maatschappij

Hoofdstuk 5:
Dienstverlening in Nederland

Slide 1 - Tekstslide

Wat zie je?
1. Wat zie je allemaal op de foto?
2. Waar is Galo? Wat kan hij daar doen?
3. Wat geeft Galo aan de vrouw, denk je?
4. Hoe gaat een bezoek aan de gemeente? Wat gebeurt er allemaal?

Slide 2 - Tekstslide

Dienstverlening

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Bob is 11 jaar. Moet Bob een identiteitsbewijs hebben?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quizvraag

Wat is GEEN openbaar vervoer?
A
fiets
B
trein
C
metro
D
bus

Slide 6 - Quizvraag

Lisa loopt in het centrum. De politie vraagt haar om haar identiteitsbewijs. Wat moet zij NIET laten zien?
A
een paspoort
B
een ID-kaart
C
een bankpas
D
een rijbewijs

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Je wilt aangifte doen bij de politie. Hoe doe je dat?

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

bel 112
bel 0900-8844
je tas is gestolen
de keuken staat in brand
de buren maken veel lawaai
je krijgt een dreigende brief
een jongen valt en verliest heel snel heel veel bloed
je ziet een auto ongeluk
je bent je paspoort verloren

Slide 11 - Sleepvraag

Maak opdracht 3 en 4 op papier.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Hoeveel cijfers heeft een Burgerservicenummer (BSN)?
A
8
B
10
C
9
D
11

Slide 14 - Quizvraag

Waar staat de afkorting BSN voor? Welk woord wordt hier mee bedoeld?

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Wat betekent het woord: ' inkomen '
A
salaris
B
belasting
C
geld
D
loon

Slide 17 - Quizvraag

Hoe vaak betaal je gemeentebelasting?
A
elke maand
B
1x per jaar
C
elk half jaar
D
3x per jaar

Slide 18 - Quizvraag

Je koopt een blikje cola in de supermarkt. Betaal je dan BTW?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Voor welke datum moet je elk jaar belastingaangifte doen?
A
1 april
B
1 maart
C
1 mei
D
1 juni

Slide 21 - Quizvraag

Wat is belastingaangifte doen?
A
de regering informatie geven over je inkomen
B
naar de politie gaan en officieel iets vertellen
C
praten met de bank over je bankrekening
D
de docent geld geven

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Hoe lang duurt het voordat je geld terug krijgt van de Belastingdienst?
A
1 week
B
1 jaar
C
3 weken
D
3 maanden

Slide 24 - Quizvraag

Wat is in termijnen betalen?
A
geld in 1x overmaken
B
geld in periodes terugbetalen
C
geld lenen
D
geld niet terugbetalen

Slide 25 - Quizvraag

Hoe kun je bezwaar maken bij de Belastingdienst? Twee antwoorden zijn goed.
A
online een formulier invullen
B
een brief sturen
C
bellen
D
een WhatsApp bericht sturen

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Wat is een laag inkomen?

Slide 28 - Open vraag

Een toeslag krijgen betekent dat je extra geld krijgt. Welke toeslagen zijn er?
A
koophuis-, verzekering-, kindertoeslag
B
boodschappen-, belasting-, studietoeslag
C
huur-, zorg-, kinderopvangtoeslag
D
huur-, zorg-, ouderenopvangtoeslag

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide

Wat is een DigiD?
A
een gebruikersnaam en wachtwoord
B
een pasje
C
een cijfercode
D
een legitimatiekaart

Slide 31 - Quizvraag

Waarom moet je DigiD geheim blijven?

Slide 32 - Open vraag

Slide 33 - Tekstslide

Hoe noem je betalen met een pinpas?
A
contant betalen
B
pinnen
C
dabben
D
swipen

Slide 34 - Quizvraag

Wat is ' rood staan' ?
A
minder dan 0 euro op jouw rekening
B
meer dan 0 euro op jouw rekening

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Tekstslide

vaste lasten

Slide 37 - Woordweb

Wat is een automatische incasso?
A
maandelijks stuur je een formulier op
B
wekelijks moet jij het geld overmaken
C
bedrijven halen zelf het geld van jouw rekening
D
vaste lasten moet je contant betalen

Slide 38 - Quizvraag

Slide 39 - Tekstslide

Waar staat IND voor?
A
Integratie Nederland Dienst
B
Integratie Naturalisatie Dienst
C
Immigratie Naturalisatie Dienst
D
Immigratie Naturel Dienst

Slide 40 - Quizvraag

Je komt uit de EU, je wil naar Nederland. Zijn er meer / minder regels?
A
meer
B
minder

Slide 41 - Quizvraag

Slide 42 - Tekstslide

Wat is een MVV?
A
visum
B
verblijfsvergunning
C
paspoort
D
legitimatie

Slide 43 - Quizvraag

Wanneer moet je een verblijfsvergunning aanvragen?
A
als je langer dan 1 week wilt blijven
B
als je langer dan 2 maanden wilt blijven
C
als je langer dan 3 maanden wilt blijven
D
als je langer dan 1 dag wilt blijven

Slide 44 - Quizvraag

Slide 45 - Tekstslide

Naturalisatie betekent dat je de Nederlandse Nationaliteit krijgt. Je krijgt dan meer rechten. Noem een recht wat je krijgt.

Slide 46 - Open vraag

Slide 47 - Tekstslide

Wat hoeft niet om de Nederlandse nationaliteit te krijgen?
A
achttien jaar of ouder zijn
B
vijf jaar in Nederland wonen of trouwen met een Nederlander
C
rekenen op 1F niveau
D
Nederlands lezen en schrijven op A2 niveau

Slide 48 - Quizvraag

Waar kun je de Nederlandse nationaliteit aanvragen?
A
de advocaat
B
de belasting
C
de IND
D
de gemeente

Slide 49 - Quizvraag

Slide 50 - Tekstslide

Inburgerinsexamen oefenen
Ga naar de site: klik hier
Kies een van de examen en kijk of jij het examen kunt halen!

Slide 51 - Tekstslide