Week 9 - Les 1


Week 9 - Les 1
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les


Week 9 - Les 1

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Lesdoelen: woordjes & expressions beheersen, meervoud beheersen
1) Woordjes oefenen
2) Herhaling uitleg meervoud
3) LU opdrachten
4) Woordpuzzel 1.5
5) Overhoren zinnen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

Planning
Lesdoelen: woordjes & expressions beheersen, meervoud beheersen
1) Woordjes oefenen
2) Herhaling uitleg meervoud
3) LU opdrachten
4) Woordpuzzel 1.5
5) Overhoren zinnen

Slide 4 - Tekstslide

Hoe maak je meervouden in het Engels?
De algemene regel is:
Zet een -s achter het zelfstandig naamwoord.
Voorbeeld:
One boy --> two boys
One apple --> three apples
One house --> four houses
Onthoud: nooit 's! 

Slide 5 - Tekstslide

Medeklinker + Y
Natuurlijk zijn er uitzonderingen op de algemene regel.
De uitzonderingen zijn: 
1. Eindigt het woord op medeklinker + Y --> meervoud wordt -ies
Voorbeeld: 
One hobby --> two hobbies
One story --> three stories

Slide 6 - Tekstslide

Woorden op F of FE
2. Eindigt het woord op -f(e) --> meervoud wordt -ves
Voorbeeld:
one knife - two knives
one wife - three wives
one life - four lives
one calf - ten calves

Slide 7 - Tekstslide

S-klanken
3. Eindigt woord op -s, -ss, -sh, -tch, -x --> meervoud wordt -es
Voorbeeld:
one bus --> two buses 
one business --> two businesses
one wish --> two wishes
one witch --> two witches
one box --> two boxes 

Slide 8 - Tekstslide

Uit je hoofd leren 
De volgende woorden veranderen in spelling
man --> men
woman --> women
person --> people
tooth --> teeth


Slide 9 - Tekstslide

Wat moet je doen om een woord in het meervoud te zetten in het Engels
A
Er een 's achter zetten
B
Er een -s achter zetten
C
Niks, alle woorden zijn meervoud
D
A, B en C zijn goed.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het meervoud van girl?
A
Girl's
B
Girl
C
Girls
D
A,B,C zijn goed

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het meervoud van baby
A
baby's
B
babys
C
babies
D
babbies

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het meervoud van toy
A
toys
B
toies
C
toy's
D
toyses

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het meervoud van knife
A
Knifes
B
Knive
C
two pairs of knife
D
Knives

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het meervoud van bus?
A
Buses
B
Busses
C
Bus
D
Bussen

Slide 15 - Quizvraag

Planning
Lesdoelen: woordjes & expressions beheersen, meervoud beheersen
1) Woordjes oefenen
2) Herhaling uitleg meervoud
3) LU opdrachten
4) Woordpuzzel 1.5
5) Overhoren zinnen

Slide 16 - Tekstslide

LessonUp opdracht
Geef antwoord op de 10 vragen

Doe dit in het ENGELS

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het meervoud van...?
sheep

Slide 18 - Open vraag

Wat is het meervoud van...?
woman

Slide 19 - Open vraag

Wat is het meervoud van...?
baby

Slide 20 - Open vraag

Wat is het meervoud van...?
jeans

Slide 21 - Open vraag

Wat is het meervoud van...?
goose

Slide 22 - Open vraag

Wat is het meervoud van...?
church

Slide 23 - Open vraag

Wat is het meervoud van...?
fly

Slide 24 - Open vraag

Wat is het meervoud van...?
foot

Slide 25 - Open vraag

Wat is het meervoud van...?
ox

Slide 26 - Open vraag

Wat is het meervoud van...?
box

Slide 27 - Open vraag

Planning
Lesdoelen: woordjes & expressions beheersen, meervoud beheersen
1) Woordjes oefenen
2) Herhaling uitleg meervoud
3) LU opdrachten
4) Woordpuzzel 1.5
5) Overhoren zinnen

Slide 28 - Tekstslide

Woordpuzzel
Doe de woordzoeker op de volgende pagina.

Naast de puzzel staan de Nederlandse vertalingen van de Engelse woorden die je moet zoeken

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Link

Planning
Lesdoelen: woordjes & expressions beheersen, meervoud beheersen
1) Woordjes oefenen
2) Herhaling uitleg meervoud
3) LU opdrachten
4) Woordpuzzel 1.5
5) Overhoren zinnen

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Link

Homework
1) Leren voor de X-week toets

Slide 33 - Tekstslide