Trede 14: kort en bondig, lezen deel 2 rood

Nederlands trede 14
kort en bondig: lezen
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Nederlands trede 14
kort en bondig: lezen

Slide 1 - Tekstslide

Welkom
Wat gaan we doen?
1. Lezen
2. Schrijven
X Spreken en gesprekken


Wat ga je leren?
1. Je onderscheidt meningen van feiten en een standpunt van argumenten.
2. Je herkent de deelonderwerpen: argumenten voor en tegen.


Slide 2 - Tekstslide

Hoe herken je een standpunt en argumenten in een tekst?

Slide 3 - Woordweb

Standpunt en argument herkennen
We hebben het al eens gehad over signaalwoorden
Die kun je ook gebruiken om een standpunt of argument te herkennen. 

Hoe herken je een standpunt/de mening van de schrijver?
Ik vind ...
Volgens mij ...
Dus ...
Kortom ...
Ik denk dat ...


Slide 4 - Tekstslide

Standpunt en argument herkennen
Hoe herken je de argumenten?
Want ...
Omdat ... 
Namelijk ...
Ten eerste ...
Daarnaast ...

Bijvoorbeeld:
Ik vind dat frisdrank verboden moet worden, want er zit veel suiker in.
Kortom: kinderen moeten gratis kunnen sporten, omdat het je fit houdt.


Slide 5 - Tekstslide

Betoog
'Te weinig treinstellen? Schaf de eerste klas af'


Slide 6 - Tekstslide

Hoe zal de NS tekort aan zitplekken gaan opvangen? Volgens mij is de beste oplossing om de eerste klas af te schaffen. De eerste klas is namelijk vaak vrijwel leeg. Door het klassenverschil gaan er dus veel zitplekken verloren. Wanneer je de eerste klas openstelt kunnen niet alleen de zitplekken worden gebruikt maar ook de gangpaden, als dat echt nodig is.

Wat is het standpunt en wat het argument van de schrijver?

Slide 7 - Open vraag

Lees de volgende alinea:

(1) Daarnaast is het aantal reizigers dat in de tweede klas reist de laatste maanden gestegen.
(2) Omdat mbo-studenten sinds september ook over een ov-chipkaart beschikken, reizen er nog meer studenten met het openbaar vervoer. (3) Dat op zich zou al een reden zijn om tweede-klasreizigers in de eerste klas toe te laten.

In welke zin staat het argument van de schrijver?
A
zin 1
B
zin 2
C
zin 3

Slide 8 - Quizvraag

Lees de volgende alinea:

(1) Daarnaast is het aantal reizigers dat in de tweede klas reist de laatste maanden gestegen.
(2) Omdat mbo-studenten sinds september ook over een ov-chipkaart beschikken, reizen er nog meer studenten met het openbaar vervoer. (3) Dat op zich zou al een reden zijn om tweede-klasreizigers in de eerste klas toe te laten.

Aan welk signaalwoord kun je dit argument herkennen?

Slide 9 - Open vraag

Als het goed is, weet je nu meer over:

1. Je onderscheidt meningen van feiten en een standpunt van argumenten.
2. Je herkent de deelonderwerpen: argumenten voor en tegen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 10 - Poll

Aan de slag
Ga dan nu naar de portal, trede 14.

Maak de opdrachten bij Lezen:
- dit is belangrijk!
- nuttig en nodig

Lees verder in je boek en werk aan de boekenmissie.

Slide 11 - Tekstslide