Autotrofe en heterotrofe organismen

Module 3
Autotrofe en heterotrofe organismen
Module 03
Van celmetabolisme tot organisme
1. Autotrofe en heterotrofe organismen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurwetenschappenSecundair onderwijs

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Module 3
Autotrofe en heterotrofe organismen
Module 03
Van celmetabolisme tot organisme
1. Autotrofe en heterotrofe organismen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kan het verschil formuleren tussen autotrofe en  heterotrofe organismen.
  • Je kan de belangrijkste vorm van energie in een cel herkennen en benoemen.
  • Je kan het principe van celademhaling uitleggen, en de glycolyse en eigenlijke celademhaling lokaliseren.
  • Je kan de verschillen tussen aerobe en anaerobe ademhaling beschrijven.
  • Je kan de verschillen tussen alcoholische gisting en melkzuurgisting formuleren.

Slide 2 - Tekstslide


Wat is het verschil tussen AUTOTROOF en HETEROTROOF?

Slide 3 - Open vraag

Wat is het verschil tussen AUTOTROOF en HETEROTROOF?

Slide 4 - Tekstslide

AUTOTROOF
HETEROTROOF

Slide 5 - Sleepvraag

Wat weet je nog van de les?
Bekijk het filmpje tot aan 4:57 (de namen van de enzymen en de namen van de fasen en stoffen van celademhaling in de mitochondrie moet je niet kennen)
Beantwoord nadien volgende vragen.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Welke organismen doen aan celademhaling?
A
enkel heterotrofe organismen
B
enkel autotrofe organismen
C
enkel eukaryote cellen
D
zowel autotrofe als heterotrofe organismen

Slide 8 - Quizvraag

Waar heeft aerobe celademhaling plaats?
A
in de mitochondrie
B
in het cytoplasma
C
in het cytoplasma en in de mitochondrie
D
in de celkern, in de mitochondrie en in het cytoplasma

Slide 9 - Quizvraag

Omschrijf het proces celademhaling.

Slide 10 - Open vraag

Omschrijf het proces celademhaling.

Slide 11 - Tekstslide


Waarom wordt een mitochondrie 'the cell's power house' genoemd?
A
Omdat hierin de meeste ATP gevormd wordt.
B
Omdat in het cytoplasma rond een mitochondrie de meeste ATP gevormd wordt
C
Omdat hierin anaerobe en aerobe celademhaling plaatsheeft.
D
Omdat hierin de meeste ADP gevormd wordt.

Slide 12 - Quizvraag

Kunnen bacteriën aan celademhaling doen?
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quizvraag

Welke uitspraak is FOUT?
A
"Cellen die veel energie nodig hebben, bevatten veel mitochondriën."
B
"Bij anaerobe celademhaling wordt minder ATP gevormd dan bij aerobe celademhaling"
C
"In onze spiercellen kan zowel aerobe als anaerobe celademhaling optreden"
D
"Anaerobe celademhaling heeft plaats in de mitochondriën

Slide 14 - Quizvraag

Als we alcoholische gisting vergelijken met melkzuurgisting, kunnen we zeggen dat ...
A
melkzuurgisting aeroob is, terwijl alcoholische gisting anaeroob is.
B
melkzuurgisting anaeroob is, terwijl alcoholische gisting aeroob is.
C
er bij melkzuurgisting evenveel ATP gevormd wordt dan bij alcoholische gisting.
D
enkel bij melkzuurgisting de glycolyse plaatsheeft.

Slide 15 - Quizvraag

Hoe kan je het ontstaan van spierkramp verklaren? Leg uit.

Slide 16 - Open vraag