Word order - Bepalingen van plaats en tijd

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Woordvolgorde + bijwoorden van frequentie

Slide 2 - Tekstslide

Wie doet wat waar wanneer?
             O              ww              lv             plaats                    tijd

Slide 3 - Tekstslide

EXAMPLE:
Peter liep vanmiddag samen met Patrick naar zijn huis.
Peter walked together with Patrick to his house this afternoon.

Slide 4 - Tekstslide

Stappenplan:
1. onderwerp                         WIE
2. werkwoord(en)               DOET
3. lijdend voorwerp            WAT
4. plaats                                  WAAR
5. tijd                                        WANNEER

De tijd kan ook aan het begin van de zin worden gezet!

Slide 5 - Tekstslide

TIP!
Zet de werkwoorden van de zin bij elkaar!

Ik heb gisteren heel veel friet gegeten.
I have eaten a lot of fries yesterday.

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld
Keith       watches           television     in his room      at bedtime.
Wie    -         doet        -          wat        -         waar       -           wanneer.

Slide 7 - Tekstslide

In Unit 5 leerden we al iets over de woordvolgorde...
wie weet het nog?
A
éérst tijd, dan plaats
B
éérst plaats dan tijd
C
de volgorde maakt niets uit, net wat goed klinkt
D
zoveel mogelijk woorden tussen de werkwoorden

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

wie
doet
wat
waar
wanneer
The parents
bring
to football training

every Sunday

their son

Slide 12 - Sleepvraag

Wie
doet
wat
waar
waar
Jacky and Pete
aren't going
to the cinema
tonight

Slide 13 - Sleepvraag

Choose the sentence with the correct word order.
A
Doesn't she go in the weekends out?
B
Doesn't she go out in the weekends?

Slide 14 - Quizvraag

Choose the sentence with the correct word order.
A
He swims every day in the canal.
B
He swims in the canal every day.

Slide 15 - Quizvraag

Choose the sentence with the correct word order.
A
My sister got married last year.
B
My sister got last year married.
C
My sister last year got married.

Slide 16 - Quizvraag

Correct word order:
her / in town / yesterday / I / met
A
I met her in town yesterday.
B
I met her yesterday in town.
C
I yesterday met her in town.
D
I met yesterday her in town.

Slide 17 - Quizvraag

Correct word order:
Billy / to his friend /
five minutes ago / went
A
Billy went to his friend five minutes ago.
B
Billy went five minutes ago to his friend.
C
Billy five minutes ago went to his friend.
D
Five minutes ago Billy went to his friend.

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video


                              Well done!

Slide 22 - Tekstslide